MATTHIJS VERMEULEN

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 2-3 januari 1946

2 Januari '46

Lieve Matthijs, vandaag je korte briefje van Vrijdag (een dag eerder) – ik had het gisteren niet gemerkt dat er één tusschen uit was gevallen; gisteren was 't de "11^de dag", nu de 10^de. Het doet me plezier dat in dien laatsten brief, dien je van me kreeg, zoo'n troostend zinnetje stond; als het toevallig een douche-brief was geweest, was het ijselijk geweest. Het is overigens knap dat je niet bent gaan twijfelen, omdat het juist die dagen van Peter's aanwezigheid waren. Dat is weer koren op de molen van mijn theorie dat bij jou alles een kwestie van stemming of liever van golfslag is.

Hoe was "ons toekomstig gesprek"? Ik weet niet waar ik met jou over spreek in mijn binnenste; ik probeer me voor te stellen hoe het is om door je omhelsd te worden. In den vorm van een bezoek stel ik me dat voor, aan een continu samenzijn denk ik niet, waarschijnlijk doordat het bezoek de eerste etappe moet zijn. Ik denk ook wel eens aan hoe we samen zouden wandelen of samen in bed liggen, maar dan wakend: pratend en liefkozend, want slapen met een ander naast me lijkt me een heksentoer. Dacht jij aan het krijgen van een kind? Dat valt tot nu toe niet binnen mijn gezichtskring.

Matthijs, hoe doe je toch met je dochter, heb je er nooit met haar over gesproken, alleen maar zoo in grapjes (cela te fait rire)? Is dat niet erg geforceerd, als er toch – behoudens postkrampen – iederen dag brieven komen?

Over het schrijven aan Jany heb ik je ook niet goed begrepen: waarom dacht je dat je met het antwoorden moest wachten? Je hoopte in L. te kunnen blijven, maar zag nu toch geen andere kans voor de toekomst?

3 Jan. Ik breng J. naar den trein en douw deze er meteen op. In der ijl zag ik vanochtend dat je een stapel brieven van me gekregen hebt. Gelukkig maar. Dáag, je begrijpt dat ik mee zou willen met den Parijschen trein…

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA