MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19290105 Matthijs Vermeulen aan Hendrik Marsman

Matthijs Vermeulen

aan

Hendrik Marsman

Louveciennes, 5 januari en 25 februari 1929

Louveciennes (S. &. O.)

21 Rue de Voisins

5 Januari 1929

Zeer Waarde Marsman,

Laat ik niet probeeren mij te excuseeren. Het zou niet gaan. Al heb je 't nog zoo druk men vindt altijd een minuut voor een briefje. Mais le cœur n'y était pas. Het was me onmogelijk om op Uw invitatie van November in te gaan. Het maken van een nieuwe "relatie" (venia verbo) kost me werkelijke moeite en geeft me een soort van geanticipeerde vermoeidheid. Ik had geen zin in een avond te Parijs en ook geen zin om 't U te schrijven. Ik zie bijna niemand hier en als ik kon zou ik op de weinigen nog bekrimpen. Om openhartig te zijn, ik weet ook niet goed wat ik U op de zending Uwer boeken moet antwoorden. Ik stel me voor dat U te reëel is om vage complimenten voor min of meer goede munt te nemen. Om U mijn bewondering te uiten daar heb ik ze niet goed genoeg voor gelezen en als ik ze goed genoeg gelezen had zou ik 't waarschijnlijk niet meer mogen. Theoretisch bezitten wij verschillende aanrakingspunten maar practisch loopen wij niet eens parallel. Uw zienswijze is meestal zuiver, Uw vertolking daarentegen is me immer te individualistisch. Het is Van Deyssel die in dit opzicht onze heele litteratuur verknoeid heeft. Ik detesteer de critische methode van V.D. niet alleen als methode, ik detesteer ze èn als menschelijke projectie èn bovendien als proza dat mij van de meest trieste middelmatigheid en oppervlakkigheid lijkt. Al jaren wacht ik op den jongen man, intelligent genoeg (het ontbreekt Van Deyssel aan de summierste intelligentie) om deze zuil te deboulonneeren. Het is een zaak die mij, geen Hollandsch litterator zijnde, niet raakt, anders had ik 't zelf gedaan. Het zou per slot van rekening neerkomen op een radicale schoonmaak en een veel noodzakelijkere dan het tijdschrift van Querido voorgewend heeft te ondernemen. Een totale herziening der methoden, niet zoozeer om de methode te verwerpen als om aan een verschrompelende eenzijdigheid te ontkomen. Er is niemand meer in Holland die een boek nog kan zien van een beetje algemeen standpunt. Iedereen wroet in het verfoeilijkst, het verouderdst, het begrendste, het monotoonste subjectivistisch impressionisme. Zoowel op critisch als op zoogenaamd creatief gebied. En de ware kunst van schrijven, kan men zeggen, is geheel verloren gegaan. Dat is mijn rondborstige opinie. Onder ons gesproken laat 't me koud want daarom zal de pool niet van zijn plaats gaan. En al ging de pool van zijn plaats dan was 't nog niet erg. Het is misschien om alles door elkaar te schudden maar ik zou twintig jaar moeten zijn, illusies moeten hebben, om voor zulke dingen duurzaam warm te loopen. Wees reëel genoeg en excuseer me dezen uitval en provocatie.

Het eenige, om door te gaan met de waarheid te zeggen, wat mij in de Lamp van Diogenes wezenlijk geïnteresseerd heeft zijn de bladzijden gewijd aan Gerard Bruning. Ik ken geen letter van hem daar zijn verschijning en verdwijning valt in de jaren dat ik afwezig was. Het is mogelijk dat ook hij in een metriek stelsel hoort dat het mijne niet zijn kan doch het zou me drommelsch plezier doen om hem te meten. Daar Gij zijn werken hebt ingeleid zoudt Gij me wellicht iets van hem willen leenen? Ik moet U bekennen dat Uw foto in "Erts" de eenige was die mij sympathiek aandeed (de eerste welke ik zag) en dat 't me bijna speet Uw rendez-vous afgeslagen te hebben. Neen... Als U nog weer eens te Parijs bent en 't lijkt U nog de moeite waard kom dan naar Louveciennes. Ik dank U natuurlijk voor de toegezonden boeken; ik zou liegen als ik verzweeg dat ze me genoegen bezorgden.

Schrijf mij hierop iets wat er desnoods lijnrecht tegenin gaat en laten wij probeeren te redeneeren. Met vriendelijke groeten en de meeste hoogachting,

Uw,

Matthijs Vermeulen

P.S! 25 Februari 1929

Om onverklaarbare redenen bleef deze brief liggen.

Ik zag tot mijn ontsteltenis dat de broer van Gerard Bruning (Januari-nummer van "Nu") schrijft: "katolisisme". Ik heb nooit begrepen wat een aantal Nederlanders hebben tegen de letter c. Wat heeft deze c misdaan om verbannen te worden in de uiterste duisternissen en haar tyrannen naar dit Barbarije mee te sleepen? Om welke obscure fout zou de C niet Hollandsch zijn? of mogen zijn? of mogen worden? Wat doen deze knoeiers met het onvervangbare woordje noch? altijd te onderscheiden van nog? Waarom schrijven ze niet: ondersgeiden?

Dit om u te zeggen dat, als Gerard Bruning dezelfde spelling schrijft (sgrijft) ik van zijn boeken afzie. In de hoofden der lieden die de C niet admitteeren moet er iets niet pluis zijn. Het zijn sectarissen, geborneerden, dwarsdrijvers, benepelingen of onnadenkenden. Ik kan ze niet luchten.

Hoe is 't mogelijk dat u Ch. Chaplin bewondert!? André Suarez heeft één magnifieke definitie gegeven: Le Cœur immonde de Ch.Ch.

Kent u het uitgeversbedrijf van De Spieghel? Is het Wiessing? Betalen zij honorarium? (Niet een percentage op den verkoop, maar handgeld – 't eenige, op dit gebied, dat me interesseert) Zou de Spieghel mijn artikelen uit De Gids willen uitgeven tegen een redelijke som in klinkende munt?

Vergeef mijn indecisie welke mij verhinderde dezen brief in de bus te gooien, en een hoop andere dingen.

Gaarne uw

MV

Verblijfplaats: Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

tevens afschrift in potlood door Anny Vermeulen-van Hengst

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA