MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19240610 R.N. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Richard Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Zundert, 10 juni 1924

Buissche Heide

bij

Zundert N.Br

10 VI '24

Beste Matthijs.

Den brief van den Heer de Leeuw ontving ik toen ik klaar stond, om – voor overigens vervelende zaken – voor twee dagen naar Parijs te gaan.

Aan zijn verzoek om hier zoo mogelijk f 800 bijeen te brengen, wist ik vooruit dat ik toch niet zou kunnen voldoen, ik probeerde 't daarom in Parijs, allereerst bij den Heer v Gelder; doch verder zonder resultaat want de menschen die ik hebben moest waren of met Hemelvaartsdag weg of zij waren leeggeschud voor de Mengelberg-apotheose die evenveel duizenden heeft verslonden als een zwaluw muggen verslindt in één uur.

Dus verliet ik Parijs met de belofte van den Heer v Gelder èn de belofte van de Holl. journalisten (correspondenten) die mij op een lunch vroegen, en wier hulp ik inriep voor dit geval. Ik had 't prettiger gevonden als ik één mensch gevonden had die je omgaand de f 800 in francs had toegezonden, maar dat soort menschen slingeren in Parijs klaarblijkelijk ook niet langs den weg. Ik ben echter blij dat 't toch eenig resultaat heeft gehad, en dat 't wellicht nog wat zal navloeien.

Als je symphonieën gespeeld zijn, zal 't leed wel geleden zijn, hoop en verwacht ik, 't zal dan vermoedelijk minder moeilijk zijn om een Amerikaan te vinden om je te financieren, dan nu een geloover die je rekeningen betaalt.

Dat je echter een dirigent van beteekenis gevonden hebt die bereid is je werken uit te voeren dat is toch al een groot ding.

Ik beloof niets waar je hou-vast aan hebt, alleen beloof ik dit, dat ik waakzaam zal zijn, en zal blijven uitzien of ik iemand ontmoet die een handje wil helpen om je over deze laatste moeilijke tijden heen te helpen.

Maar stel je er niets van voor, de menschen die op mijn verzoek geld geven, geven 't dan alleen als ik 't voor een plastisch kunstenaar vraag – en bij die menschen heb ik, noodgedwongen, al zoo dikwijls aangeklopt.

Maar ik zal mijn best doen.

Dat je de narigheid van den eindeloozen winter nog niet vergeten bent, verwondert mij niet. Zij die 't veel gemakkelijker hadden, kankeren er nog over, er kwam hier geen einde aan de donkerte en de kou, en 't leek ook hier of alle werk oneindig meer inspanning eischte.

Prachtig dat jullie kinderen 't ondanks alles zoo goed maken, ware dat niet zoo, dan hadt je echt geknepen gezeten op de ergste manier.

Ik hoop hartelijk dat Koussevitzky's licht aan den horizon tot een verwarmend zonlicht zal worden over jullie leven.

Hartelijk allen gegroet

t t

RN. RH.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA