Matthijs Vermeulen
aan
Ada van Gilse-Hooijer
Laren, ± 20 februari 1963
Zeer Geachte Mevrouw van Gilse
Nog dikwijls denk ik aan die mooie zomerse mei-morgen van 1939, toen ik op de Weteringschans uw man een bezoek bracht (en ook U voor 't eerst ontmoette) om hem te bedanken wegens de edelaardige gedragslijn welke hij gevolgd had ten opzichte van mij en mijn Derde Symphonie.
Omdat zij zeer zeldzaam is, zou ik haar ook stellig vermeld hebben, als de schrijver van het Handelsblad-artikel waarop U doelt in uw brief van 4 febr., zijn gegevens bij mij was komen halen. Maar ik sprak hem niet. Hij putte uit andere bronnen. En toen ik zijn stuk las, herinnerde ik mij wel Van Gilse, doch ik vond het ontbrekende detail in zijn vertoog niet van zodanige aard, dat ik hem verzoeken kon het alsnog aan te vullen. Ja, van menig standpunt gezien is het jammer dat uw man te weinig erkend en te weinig geëerd wordt. Laten wij hopen dat het boek waarover U me schrijft (moge het U voor veel leed en teleurstelling een troost worden) de belangstelling voor zijn figuur opnieuw verlevendigt. Ik ben zeer benieuwd naar dat werk en zal niet verzuimen het te lezen. U van harte dankend voor uw gelukwensen, blijf ik met vriendelijke groeten en grote hoogachting gaarne uw
MV
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA