MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460709 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 9 juli 1946

Louveciennes 9 Juli 1946

Dinsdagmiddag, 6 uur

Onder de thuya;de mooie zomer,

maar dat geheimzinnige,

dat stille in de lucht

en in de kleur, waardoor

ik met een huivering

voor den eersten keer den

herfst vermoed.

Mijn lieve denkende,

ik heb den tekst van "Kunst en Moraal" niet meer in 't hoofd, en vergat zelfs compleet hoe het eindigt. Doch ik geloof [je] graag op je woord, dat 't begin verward is, het midden niet overtuigend, het slot te kort. Ik bejammer het. Maar er valt niets aan te doen; ik kan 't niet terug laten komen. Ik troost me hiermee dat jij pas bij tweede lectuur de gebreken ontdekte, dat ze aan mezelf verborgen bleven en dat de rest van ons menschdom het dus waarschijnlijk nog zal slikken als een vergulde pil, zonder te merken hoe ik haar gebrekkig draaide. Dit is een schrale troost voor me, een echte dooie musch welke me weinig blij maakt. Er zit niets anders op. Ik klamp me vast waaraan ik kan.

Reeds honderd-duizend maal heb ik gezworen het woordje "men" uit mijn vocabulaire te schrappen. Telkens bezwijk ik weer. Het is zoo'n gemakkelijke passe-partout! En als je wist (maar je weet 't) hoe satansch omslachtig, ondoenlijk, verdorrend, belemmerend voor 't ritme en toon het dikwijls is om dat veelgestaltige, leege en volle, polyvalente, vermaledeide en misericordische "men" te inventariseeren! Om precies te duiden wie "men" is! Ontelbare malen reeds had ik ermee getobd en geworsteld in het boekie. Tot wanhopig-wordens toe. Want om te zeggen wie "men" is zou ik soms twee pagina's noodig hebben. O, ik weet 't! Ik erger me als ik "men" ontmoet bij groote auteurs, bij diepe philosophen, waar 't af en toe onmogelijk te ontdekken valt wie "men" te drommel kan zijn. Als "men" 't de nek kon omdraaien! Maar "men" zit erin, in billioenen "men's", zooals ik in de stofjes zit die een zonnestraal (van jou!) verraadt en die ik anders niet bespeur. Hoe ontsnap ik aan men?! En nu bakt dat men me nog deze kwade poets!

Het is treurig dat ik, na zooveel geschreven te hebben, zoo weinig techniek verwierf. Op No 5 Kunst en Politiek heb ik vandaag nog geploeterd tot vlak bij de bus-lichting en ik kon bij het gezonden klad geen briefje voor je insluiten, wat me danig speet. Altijd keeren dezelfde moeilijkheden terug en altijd blijven ze even moeilijk. Ik ken dat van vroeger. Als ik zoo'n onderwerp bij de kop pak wil ik het een "vorm" geven, een "lijn" laten volgen. Het moet een evenwichtig "geheel" zijn. Die drie termen zijn vaag, niet te definieeren, en nochtans dwingender dan een geformuleerde wet. Maar dat is niet het grootste bezwaar. Als ik begin kan ik niet alle incidenten voorzien van de baan. Onmogelijk. Dit is waarschijnlijk hieraan te wijten dat ik, zooals Maas zegt, over "alle" dingen schrijf wanneer ik over één ding schrijf. Inderdaad is mijn gedachte voortdurend op sjouw. Ze vindt overal aanknoopingspunten, en zonder dat ik ze zoek; dat gaat machinaal. En om daar richting in te houden zou nog zoo lastig niet zijn als ik slechts doen kon wat ik wou. Doch ik heb maar circa 1500 woorden tot mijn beschikking. In circa 1500 woorden moet alles afgeloopen zijn en het stuk zijn "vorm" hebben. De "kop" niet te lang; de "staart" niet te kort. Wanneer die verhoudingen van een stuk voor elk onderwerp nog gelijk waren! Doch voor elk onderwerp zijn ze verschillend. En niet te gissen van te voren. Om dat vooraf te kunnen ramen zou ik eerst een plan moeten opmaken. Dat doe ik natuurlijk mentaal, min of meer concies maar nooit zóó stipt dat er niet een menigte kansen overblijven op verrassingen. De maat echter van 1500 woorden is slechts weinig rekbaar. Zie je? Om zo'n stuk heelemaal goed te fabriceeren, goed gemodelleerd, goed geëquilibreerd, en elke zin goed verzorgd, zou ik er een gansche week aan moeten besteden. Dat is onbegonnen werk, de moeite niet waard, onloonend. Maar de "vorm" zou dat eischen. En ik zal immer zitten met die "vorm", mijn gedachte zal steeds blijven concipieeren in zekere proporties welke altijd min of meer geslaagd zullen uitvallen, wanneer ik er niet den noodigen tijd aan wijd. Maar ga eens 'n week loopen fatsoenneeren aan zoo'n stuk! Kon ik slechts een ander procédé bemachtigen, verzinnen, een gemakkelijker dan dat denken in verhoudingen. Doch dat schijnt niet te bestaan. Ten minste niet voor mij. Kon ik den "vorm" maar maskeeren. Doch dat willen mijn hersens of mijn binnenste ook niet. Ze willen het heldere, duidelijke, preciese, waar je gauw aan kunt merken of er iets hapert.

Het vreemde is dat ik van dat spel der proporties, van den cadans, bij anderen die schrijven nooit wat opmerk, dat mij daar op dit gebied, bedoel ik, nooit wat hindert. Hebben zij dien "vorm" niet? Of beheerschen zij hem zoo uitstekend dat ik hem wegens de perfectie niet meer bespeur? Ik kom daar niet achter. Over mezelf echter ben ik nooit tevreden. Ik vind me een stumper dat ik zulke stukken nog niet uit mijn mouw kan schudden. En ten eerste omdat ik altijd weer met dezelfde lastigheden te kampen krijg, en ten tweede omdat ik die lastigheden nooit overwin gelijk ik ze zou willen overwinnen en gelijk ze overwonnen moeten worden, zie ik met benauwenis tegen de schrijverij op wanneer ik ze begin en kijk ik er met wantrouwen, met weinig goedkeuring en nooit met plezier op neer wanneer ze geëindigd is.

We zullen daarover nog praten onder den thuya. We gaan dat haarfijntjes analyseeren als je wilt, en als je dat passionneert. Misschien weet je me wel een geschikte methode aan te wijzen. Om me een onderwerp plastisch en helder voor den geest te stellen van a tot z, in een organische gedaante, die nooit dezelfde is, steeds varieert, en toch haar interne logica heeft; en haar dan niet uit het oog te verliezen en in een minimum van tijd, met een maximum van gemak en nauwkeurigheid op het bord van m'n geest af te lezen en neer te schrijven op papier met zooveel zekerheid dat ik 't niet hoef te corrigeeren noch te copieeren. Ziehier het ideaal en het probleem!

Over een paar zinnen van je krijg je een heele brief terug! Er staan nog drie andere zinnen in waarop ik je best met tien of honderd pagina's zou willen antwoorden. Maar ook dat bespreken wij vandaag over een week mondeling onder den thuya of gelijk in dat droompje van me! Ook over zulke dingen te praten is waarschijnlijk passionneerend. Troublante kwestie voor mij: wanneer je niet de allergeringste talenten hebt moet ik dan trachten je er te geven? Er zijn kunstenaars geweest met genie en zonder het allergeringste talent. Dat wisten ze zelf niet. Ik ga maar slapen in de hoop dat jij zoo'n uiterst zeldzaam exemplaar bent. Het zou me heelemaal niet verwonderen; het zou uniek zijn en verrukkelijk. Zoo denkt een jonge vogel ook dat hij niet vliegen kan en opeens is hij in de lucht (om niet te zeggen in de wolken!) en zonder het te leeren, Thea-lief

van je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA