MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460630 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 30 juni 1946

Louveciennes Zondagmiddag

30 Juni 1946

Onder den thuya. Achtergrond van groen,

zon, en ruimteloos azuur.

Bonjour Thea, bonjour mijn gemalinnetje, bonjour, 't is de eerste wolkenlooze zomerdag, ik heb het je reeds een millioen keeren gezegd, maar ik zeg 't je nog 's, bonjour mijn liefste, en met een zoen op je lippen die lachen bonjour!

Vanmorgen circa 1000 woorden geschreven van mijn 4de artikel dat den titel draagt Kunst en Moraal. Je fais des progrès. Ik geloof op dreef geweest te zijn. Ik zou nog meer gepotlood hebben als mijn Augustinetje niet een bedevaartje naar Notre Dame des Victoires de Paris had willen doen en daarom het eten vervroegd had. Ik constateer in mijn Auspicie het failliet der immoraal. Het is zoo. Er valt niets aan te doen. De immoraliteit gaat op de flesch. Je zult tegen deze conclusie wel geen bezwaren hebben, denk ik, en ik hoop dat het betoog en de redactie eveneens naar je zin zal zijn.

Na het eten ben ik gaan maaien met den sikkel van le père Collinet, een buurman, perclus de rhumatismes, altijd grienerig, half doof op den koop toe, en die meent dat ik 't ben als ik hem iets twee maal vraag omdat hij altijd praat met zijn volle tong tusschen zijn kaken, dus le Père Collinet die ik hier het gras laat snijden voor zijn konijnen, sinds mijn margerieten zijn uitgebloeid, maar die 't vertikken zal om mijn paadjes een beetje te scheren, tenzij ik hem betaal, hetgeen ìk weer vertik.

Ik heb gemaaid met m'n kleeren aan want ik wist nog niet dat 't zomer was. Toen ik 't heet kreeg ben ik een slip gaan halen in de Baskische kleuren, beweert mijn Augustinetje, rood-wit-groen, en heb mijn kleeren uitgegooid. Lekker, natuurlijk. Je medaillonnetje bengelde om mijn hals, verschillende malen is mijn pelgrimmetje met me komen kletsen, maar ze zag het niet! Of ze deed alsof ze 't niet zag. Maar dat geloof ik niet, car elle était dans une humeur très joyeuse et moqueuse, en als zij 't gezien had zouden duizend duivels haar niet den snater gesnoerd hebben. Ik denk eer dat je amulette daar héél gewoon bengelt alsof 't zoo hoort.

Toen mijn nonnetje vertrokken was heb ik ook mijn slip uitgegooid en ben doorgegaan met maaien. Nog lekkerder. Ik heb gewerkt als een echte boereknecht, maar vlugger, en met een beetje training zou ik die functie desnoods nog best kunnen waarnemen. Je zult al wel gemerkt hebben dat ik houd van zwaar ruw werk. Daar ben ik oorspronkelijk ook voor gemaakt. En niets doet me zooveel plezier, dat mag ik je gerust bekennen, als zeer subtiele operaties van den geest uit te voeren, zoo goed mogelijk, met behoud van een gezond en stevig lichaam, dat goed eet, goed slaapt, goed arbeidt en dat even geschikt is, ja een aantal malen geschikter is voor psychische en intellectueele ondernemingen dan welke geruïneerde, gedetraqueerde, getruqueerde body ook. Het zou me daarom alleen reeds genoegen berokkenen iets "meesterlijks" te verrichten omdat ik hiermee de theorieën zou ontwrichten der psychiaters etc. die ik detesteer en gros et en détail. Ieder heeft zoo zijn eigen hoogmoed en ambitie! Dit is de mijne! Daardoor wordt mijn tuin niet veel mooier, dat moet ik toegeven. Hij wordt enkel begaanbaarder. Er is meer plaats voor tweeën. Om hem mooi te krijgen dat zou me nog wel veertien dagen kosten, of een werkman, en dat wil ik niet betalen, want die wildernis après tout is intiem en pittoresk. Het vervelende van arbeiden is alleen dat je er eerst blaren van op je handen krijgt en als je volhoudt eelt!

Ik zit nu onder onzen thuya met m'n slip en 'n hempje aan, niet eens toegeknoopt. 't Is een verrukkelijke dag. De Franschen zeggen: als die atoom-bom van Bikini dat nou maar weer niet in de war stuurt. Doch daar is een hoop humbug bij van de Amerikanen. Het treurige lijkt me slechts dat de mensch altijd onder een terreur moet leven, als 't niet de terreur is van een Moloch of Jehova, dan de terreur van een bom, en 't treurigste dat de mensch dit schrikbewind verdient.

Zeg, lieve schat, ik vergat voortdurend om je te zeggen Jo en Puckie, en iedereen die mij door jou gelukwenscht namens mij te bedanken. Cela va sans dire. Mais cela va peut-être encore mieux en le disant. Gisteravond wou ik je den brief van Jan Engelman terugzenden. Maar hij is te groot voor mijn enveloppen. Ik was hem anders wel graag kwijt. Er zit iets zwierigs, iets meegaands, iets joligs, iets goedigs in zijn handschrift maar ook iets soepels, iets verneukerigs, iets ik weet niet wat dat me drommels antipathiek is. Bijna elke phrase van dat briefje heeft een onderklank die me ongewoon ergert. Er zijn zelfs een paar zinnen in welke mij door een zekere pretentie van bijbedoeling nog een beetje meer doen dan ergeren. Als hij ook op jou verliefd is geweest, en nog is misschien, de Pacha, dan zou hij je, de vormen in acht nemend voor zoover hij ze uit 't oog kan verliezen, niet anders schrijven. Is 't? Zoo'n Strindbergiaantje, die Jan. Speciaal ergert me dit: "Wat òns verbindt, in liefde en haat, is te teer en subtiel om aan de werkelijkheid van iederen dag te worden overgeleverd." Zooals geregeld bij Jan: combinatie van gemeenplaats en gewichtigdoenerij of precieusdoenerij. Enfin! We zullen maar afwachten hoe dat evolueert. Ik heb geen préjugé favorable geloof ik. Het kan echter veranderen.

's avonds

Nog verschillende brieven heb ik van je overgelezen maar ik kan geen vragen meer ontdekken welke ik niet beantwoordde. Behalve over de 4de en de 5de symphonie. Ik vrees je daarvan echter iets te zeggen waarvoor ik later niet geheel zou kunnen instaan misschien. Of de 4de op de 3de volgt, en in hoeverre, durf ik niet uitmaken. Ik kreeg het idee der symphonie als totaal-visie op een zomer-avond van Augustus 1939, zonder dat zich evenwel eenig thema preciseerde, zelfs geen noot, en ik heb bijna een jaar moeten wachten dus voor ik eraan beginnen kon. Den dag nadat ik met Anny terugkwam van onzen exodus ben ik aan 't werk gegaan. In den geest noemde ik haar Les Victoires. Zij opent met [een] lange reeks van snelle melismen op een gerythmeerd orgelpunt, tegelijk doedelzakkend en vogelend. Daarna zet pas het centrale thema in, gevolgd door een groot aantal andere thema's. Het middel-punt is een soort van treur-marsch, die onbemerkt overgaat in een oorlogsmarsch. Daarna komen de centrale thema's van de eerste helft terug in een geheel andere "belichting". Zij sluit met een lange, zeer lyrische péroraison, wederom op een orgelpunt, maar niet gerythmeerd. Dit is uiterst schematisch. Het heele werk is zeer lyrisch overigens, en, geloof ik, tonisch, exalteerend. De grondtoon is C. (Do) Er komen een menigte buitengewoon gewaagde orchestrale passages in voor, waarbij ik mijn hart zal vasthouden zoolang ik ze niet gehoord heb, gecontroleerd aan de realiteit. Dat was ook zoo na de 3de. Iedereen zei me: dat kan nooit klinken. Alvorens verder te gaan moest ik eerst gerust zijn. Ik hoop dat 't dezen keer niet zoo lang duurt. Het is iets verschrikkelijks wanneer iedereen je komt vertellen: dat kan niet klinken, en niemand wil je het bewijs daarvan leveren. – In mijn binnenste denk ik: goed of niet goed, niemand op de heele wereld doet het me na. – En ik ben zeker dat ik daarin gelijk heb. – Het werk kan desnoods 50 jaar wachten, en het zal nog niet verouderd zijn. Geen noot.

De 5de staat geheel apart, geloof ik. De totaal-visie kwam me op een mooien morgen van Juli 1941, terwijl ik hier door een stille straat liep. Maar ik kon pas beginnen in October. Ik heb met dit werk een "echte" symphonie geschreven. Ik heb ook zooveel mogelijk getracht om de harmonie (de opeenvolging der accoorden welke gevormd worden door de poly-melodie) een organisch leven te geven dat nauwkeurig correspondeert met den gang der gevoelens en dus aan de gevoelens meer doeltreffendheid verleent, wat me, naar mij scheen, in mijn vorige symphonieën (de 1ste uitgezonderd) niet genoeg gelukt was. In mijn gedachte heb ik haar genoemd: Les lendemains chantants. Zei ik je dat al? Zij is eveneens zeer tonisch. Heroïsch-lyrisch. In de groote traditie. Goed of niet goed, ze kan 100 jaar wachten en ze zal nog niet verouderd zijn. Ik durf dat veilig te zeggen. Zoo is mijn binnenste: zeer hoogmoedig. Neem me dat maar niet kwalijk. Het zal me niet verhinderen voor je te knielen, en je te omstrengelen als een smeekeling, mijn hoofd in je schoot, en je adoreerend. Integendeel. En terwijl ik je dit zeg lig ik vóór je, omarm je en zoen je. Zoo is het, liefste, zoo blijft het, liefste, Thea

van je beminnenden

Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA