MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460531 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 31 mei – 1 juni 1946

31 Mei 1946

Lieve Matthijs, nadat ik je vanochtend schreef dat ik nog in bed was, ben ik toch maar opgestaan en ben een pak gaan maken, want ik had de vergunning binnen gekregen. Ik heb het vanmiddag weggebracht en de jongeling zei: het kan zoo gek niet loopen of u komt met een pakje voor Frankrijk. Wat hij onder dat gek loopen bedoelde, zal hij zelf niet geweten hebben; de overwinning van de Communisten bij de Staten-verkiezing misschien? Wellicht bedoelde hij te zeggen dat hij me niet voor de eerste keer zag! Er is een klein zakje met melkpoeder in dat pak, een restje uit den oorlogstijd dat ik in de keuken vond. Het is niet om in koffie of zooiets te doen, maar je kan er pap van maken of het voor soep of saus gebruiken. In het ergst van onzen hongerwinter hebben wij Gijs van Hall als onderduiker gehad. Zijn broer, met wien hij in het ondergrondsche werk samenwerkte,1 was gearresteerd en gefusilleerd en Gijs moest toen een nieuw adres hebben. Wij vonden het vervelend om onze vrijheid kwijt te zijn, maar dat viel per slot reuze mee, want hij was er gewoonlijk maar 3 dagen in de week en wij hebben geweldig geprofiteerd van wat hij als illegaal werker kreeg. Vooral meel, melkpoeder en olie kreeg hij, dingen waar een gewoon mensch nooit aan kon komen, en dikwijls bakten we dan 's avonds pannekoeken. Die gastvrijheid heeft ons min of meer in het leven gehouden. En dit beetje melkpoeder is nog een restje uit dien tijd; ik wist niet dat we nog hadden, maar vond laatst ineens een zakje.

J. heeft vanochtend een brief van Engeljan gekregen, die de zaak weer definitiever maakt. Zij was juist geneigd dat gedoe met die andere vrouw als een verzetje te beschouwen, als iets dat hij zichzelf gunde tusschen de tranen en de zware eischen van J. door. Maar nu schrijft hij er zoo serieus over, dat, al beschouw je het zelf ook als iets dat niet bestendig zijn kan (reeds wegens de lichte zeden van die vrouw) je onmogelijk voorbij kan zien aan de ernst, die het voor hem schijnt te hebben op dit moment. Dit scheen nu vandaag wel den doorslag te geven voor J. om er een eind aan te maken. Intusschen: ik geloof er nog niet in voor ik het zie, want ik heb al dikwijls soortgelijke voornemens hooren uiten. Zij wil hem "nog één keer" spreken, en na dat spreken weet je natuurlijk weer niet hoe opgewekt ze misschien weer thuis komt. Ik zou willen dat zij het definitieve onder de oogen zag. Maar ik begrijp volkomen dat dat een haast bovenmenschelijke kracht vergt. En juist nu! Met die kale, eenzame vacantie in 't zicht – – –

Het A.D. nummer zal ik je sturen. H.E., die op de uitgeverij was geweest, liet gisteren het omslagje, dat een soort antiphonarium is, zien. Wij zijn op Men[s]ch en Cie geabonneerd. Ook op de Vrije Katheder. Wil je die eens zien? J. neemt hem wel eens mee naar Engeljan, maar dat is nu misschien afgeloopen. Ik vind het een vreeselijk blad en het is alleen uit sloomheid, omdat je niet altijd aan alles kunt denken, dat wij er niet voor bedanken.

Ten aanzien van je kaduke en sjofele boel geloof ik dat de liefde die ik op je gezicht zal lezen alles goed zal maken.

Ik heb het gevoel dat dit een te kort antwoord is – sorry! Hoe lang wauwelde je wel onder en boven het viaduct? Ik mocht wel wat langer terugpraten, niet? anders moet je zoo gauw weer een nieuw benarrend onderwerp bij den kop nemen! B.v. de bescheidenheid die een vorm van hoogmoed is. Maar daar kan ik ook niet lang over praten, want ik ben het dadelijk met je eens dat dat zoo is – ik zal "extra oppassen"!

Zaterdag

Vanochtend mocht ik een schoenenbon gaan halen op het distributiekantoor! Sinds Maart wordt er iedere maand een nummer geloot en als je dat cijfer als laatste op je stamkaart hebt, krijg je een schoenenbon. En nu was ik al aan de beurt, in de 3e maand al, dat vind ik erg vlug. J. was er laatst opgewonden over: dan kan je schoenen voor je bruiloft koopen, zei ze, maar ik geloof dat ik andere nog harder noodig heb. Het is gewoonte immers dat je in je netste kleeren trouwt en mijn netste jasje is een zwart jasje dat ik in 1940 liet vermaken van een jasje van Moeder! En daar heb ik een hoedje bij en een jurk van Emmie [van Hall] (Gijs heeft uit Amerika alles nieuw voor haar meegebracht) en zwart geverfde witte schoenen van Mimi! In dat plunjetje kan ik me nog vertoonen, maar bruine nette schoenen, die ik 's winters zoo dikwijls noodig heb, bezit ik niet meer en ik ben dus heel blij met de bon en hoop wat geschikts te kunnen bemachtigen. Ik had op weg naar het distributiekantoor 2 brieven van je te lezen, van Dinsdag en Woensdag (door Hemelvaart is er een beetje vertraging ontstaan). Accacia's vind ik ook heerlijk. Jammer dat ze uitgebloeid zijn over ruim een maand. Wij hadden vroeger een mooien boom in het tuintje in Laren, maar zijn wortels liepen op den duur dermate door de heele tuin heen, dat wij hem hebben moeten omhakken, want er wilde niets meer bloeien.

Ik geloof dat ik toch gelijk heb gehad met te spreken van de afschuwelijk moeilijke opgaaf, die je laatste hoofdstuk zou zijn: dondersch zwaar, zwoegerig, hopeloos – dat lijkt er wel wat op! Ik snap niet hoe je dat doet, die synthese, en bewonder je ten zeerste.

Wat ben je streng over de telephoon! Op de Heerengracht is geen telephoon. J. heeft al gezegd, dat ze daar tegen opziet (het is nog heel moeilijk er nu een aangelegd te krijgen). Gisteren heb ik J. verteld hoe de kamertjes er uitzien van vorm en toen hebben we ons gerealiseerd dat het totaal onmogelijk is er met 2 menschen te huizen, ik zou niet eens plaats voor mijn jurken hebben, zou me elke keer in de Verhulststr. moeten gaan verkleeden! Het was ook echt voor jou alleen gehuurd, ik denk dat ik voorloopig nog maar een beetje twee huizig zal zijn, voor het studeeren en lesgeven vanzelf ook. Maar als je zoo streng bent voor de telephoon, waarom had je er dan vroeger zelf een? <Ik heb jullie opgebeld in April '39, ik denk dat je dat zelf zoo verordineerd had, dat weet ik niet meer. Ik vond het een beetje eng: op een postkantoor in een vreemde taal, maar A. sprak dadelijk Hollandsch.> Wij hebben er in den laatsten oorlogstijd (ik geloof 1½ jaar) ook van genoten geen telephoon te hebben (was dat in Frankrijk ook zoo dat de telephoons afgesneden waren?), maar in dien tijd was het leven verder ook zoo rustig, er was niets mogelijk, je kon niet reizen, er waren geen afspraken te maken enz. Nu is dat heele gejacht weer begonnen en nu zou het in ons bedrijf wel een onmogelijkheid zijn zonder telephoon te leven. Ik heb nu ook aan de telephoon die inlichting over de sonate te danken, daar mogen we niet ondankbaar voor zijn!

Zelfverweer heb ik inderdaad minimaal. Dat weet je toch? Maar hoe kan ik nu ook mezelf laten voorgaan voor zoo'n armzalig schepsel als die vampyr, die door het leven moet gaan zonder door iemand liefgehad te worden of zelfs maar goede vrienden te hebben? Dat is natuurlijk iemands eigen schuld als hij geen vrienden heeft, maar denk het je maar eens in: een ongelooflijke hunkering en nooit iets krijgen dat aan die hunkering beantwoordt. Dat is een hel. En ik kàn het niet over mijn hart verkrijgen om menschen die zieliger zijn dan ik (en dat zijn ze zoo goed als allemaal) uit egoïsme heelemaal af te poeieren. Ik probeer ze af te poeieren, maar hun toch het gevoel te geven dat ik ze niet heelemaal aan hun gruwelijk lot overlaat. Venereer vooral die vampyr niet, dat zou verkeerd geplaatste veneratie zijn! Maar heb medelijden – Ik vind het reusachtig lief van je – en had dat eerlijk gezegd niet verwacht – dat je voorstelt van mìjn klavertjes er een naar haar te laten verhuizen. Maar ik doe dat toch maar niet, want ze waren voor mij. En als jìj er voor haar een zou kunnen vinden, zou dat voor haar ook meer inhoud eraan geven, omdat het dan speciaal voor haar gezocht was.

Heb jij ook het land aan Jef Last? Ik ook. Ik denk dat het ongeveer 15 jaar geleden is dat Kate [ter Horst] (die gevoelige uit Oosterbeek) me een boekje van hem te lezen gaf – waar zij heel verrukt van was – getiteld "Liefde in de portieken". Je kunt het je voorstellen, het had ook Liefde langs de dijken of langs de dijen of iets dergelijks kunnen heeten, zoo'n echte imitatie van Russische voorbeelden. Ik heb toen aan Kate geschreven: jà, het is in zijn soort heel goed, maar ik houd niet van het soort, ik zou eens iets willen lezen dat blauw en wit en goud is. Dat was iets dat je in dien tijd niet zeggen kon, alles moest grauw en bloederig zijn, de lichtheid, die later weer mode is geworden, was toen nog niet aan de orde, en daardoor herinner ik het me, want ik voelde mezelf nogal vooruitstrevend, al een stukje verder dan de menschen die nog in die viezigheid vastzaten. Sinds dien heb ik Jef Last niet meer gevolgd, d.w.z. hij zal altijd nog wel communist zijn, maar of hij nog schrijft, weet ik niet, waarschijnlijk wel in Comm. bladen.

En die Dubuffet is dus toch niet heelemaal niets? Ik ben benieuwd wanneer ze er hier mee gaan dweepen.

Er zijn 2 loopjes – die met kleine noten gedrukt zijn – in de Nocturne. Ik weet wel dat het geen loopjes zijn, maar ook in Mozart zijn geen loopjes. – Het parachute-plan vind ik erg mooi! Voor zoover mijn bescheidenheid het toelaat, neem ik bezit van mijn Matthijs, in de hoop dat hij het vice versa doet van zijne Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Walraven van Hall.