MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460515 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 15-16 mei 1946

15 Mei 1946

De jongeling aan de post, Matthijs-lief, sprak me vanochtend toe met "moet u eens hooren (je weet, dat is de universeele inleiding tot een gesprek in Holland), u krijgt nogal veel post uit Frankrijk, zou u eens een postzegel van 10 frs. voor me hebben." Nu moet ik dus uit barmhartige samiritanigheid een blauwe brief gaan mutileeren. Voor wat voor dilemma's je al kunt komen te staan!

Dat jij onmiddelijk een indruk krijgt van een naam dien ik je noem, doet me plezier. Want dat bewijst me dat er een directheid in mijn uiting is, waarvan ik zelf altijd nogal overtuigd ben, maar die voor veel menschen (vrouwen vooral) niet te onderkennen schijnt te zijn. Dikwijls heb ik me afgevraagd hoe het toch komt dat de menschen me vaak zoo verkeerd begrijpen, omdat ik me toch niet moeizaam of versluierd uitdruk. Als ze me nu maar in bonam partem uitlegden, dan zou hoogstens ik dat vervelend kunnen vinden, maar hadden zij er tenminste geen schade van. Maar aangezien het juist altijd de andere kant uit is, is het iets dat ik wel af en toe onder oogen moet zien, of ik er niet wat aan doen kan. Je zult zeggen: ga dan alleen maar met mij om, die met jouw snaar meetrilt! Ja, maar een mensch bestaat niet alleen uit praten, ook uit luisteren, en met het wrijfpaal-zijn heb ik al veel menschen plezier gedaan.

Heeft die kat geen kik gegeven bij het voortbrengen van die jongkies? En was het niet vies op je divan? Roerend is het zeker dat zoo'n beest je noodig heeft. Misschien, als de menschen als de katten zouden zijn, dat je ze dan op je hand zou hebben als je de Radio wilt verbeteren! Nu de menschen als de menschen zijn zeker niet! Hoe kan je toch zoo naïef zijn, Matthijs-lief? Den dag na die uitvoering in Eindhoven heb ik dat meisje Nolthenius gesproken, die nu bij de Radio zit. Ik zei haar mijn bezwaren en zei ook dat ik dacht dat niemand die de muziek niet heel goed kent aan zoo'n uitzending iets kon hebben. Zij was dat niet met me eens, zij dacht wel dat een algemeen begrip van den tekst noodzakelijk was, dat bij de meeste luisteraars wel zou ontbreken; "maar als geheel was het toch een heel geslaagde uitzending"! Dat zegt zoo'n meisje, dat zeker niet de eerste de beste is en razend critisch van aanleg, (je moet dat gezicht maar zien) dan toch maar in koelen bloede. En als zij nu nog vastgeroest was in dat bedrijf, maar nee, zij zit er kersversch in en zou nog illusies kunnen hebben over verbeteringen. Tot dusverre is inderdaad iedereen tevreden geweest en aangezien het menschdom niet ontevreden wil zijn, omdat dat lastig is – keep smiling – zal iedere enquête uitloopen op de grootst mogelijke tevredenheid. De dirigenten malen er niet om hoe het klinkt, want ze krijgen nergens zooveel betaald als bij de Radio. Het schijnt wel dat in andere landen op dit gebied de toestanden niet zoo knullig zijn als hier. In Amerika zijn ze technisch natuurlijk veel verder en in Brussel b.v. is expres een musicus, Paul Collaer, aangesteld als muzikaal controleur. Als hij even gauw tevreden is als Helene Nolthenius, schieten we nog niet hard op! Laten we het beste hopen. Of de Radio afschaffen. Maar dat krijg je niet meer gedaan. Een goede vriendin van ons vertelde dat ze met haar moeder had staan afwasschen onder Elektra en toen ik mijn handen voor mijn gezicht sloeg van ontzetting, ging ze fel te keer tegen onze high brow-ideeën: de radio was juist zoo'n groote factor van cultuur, nooit in haar leven zou zij zooveel hebben leeren kennen zonder de radio, enz. Zoo veel muziek! Wat zal er van die vele muziek in gegaan zijn onder de afwasch…

Over het publiek heb ik, geloof ik, uitgevonden waar we het eens zijn. Jij hebt het alleen over het moment (korter of langer van duur) waarop de kunstenaar het publiek aan zich binden wil, het publiek één met hemzelf wil maken. Ik had het over alle andere momenten. Ons gesprek ging uit van dat zinnetje van Peter, dat een halve dag vóór het concert gezegd werd. Op dàt oogenblik kon hij niet anders dan het publiek wantrouwen.

Donderdag.

Ik heb van Lia niets gehoord. Vervelend. Want ik geloof dat ze vandaag terug reist.

Er kwam toch vanochtend ook een brief van je. Ik hoop op vanavond een uurtje om je te schrijven. Het is vandaag een beetje druk. Je duif wil ik wel graag wezen, een duif is zacht, stel ik me voor. J., als ze een beetje met me roekeloert, zegt me: heb jij zoo'n duifachtig wezen? Niet naar aanleiding van jou zegt ze dat, ze zei dat altijd al; als twee menschen het getuigen, ìs het misschien wel zoo? Teedere en verlangende gevoelens van je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA