MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460413 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 13-15 april 1946

Louveciennes

13 April 1946

Zaterdagavond

Mijn meedogende,

duizend millioenmaal liever zou ik nu je enkels willen omarmen, neergebukt met mijn kop in 't zand, en opkruipend mij aan je knieën willen knellen, en hooger nog je heupen omstrengelend mijn gelaat in je schoot willen wroeten, en verder stijgend en verder naar je borst, naar je hals, naar je lippen, me dichter en dichter tegen je aanklemmend tot ik de heele Thea voel zou ik je willen betasten, millioen-millioen maal liever dan weer deze woorden aaneen te rijgen in een te zachten en eenzamen avond. En als ik je niet gezegd had "wij moeten 't vuur onderhouden, de vlam nimmer, nimmer laten uitdooven", dan zat ik je nu niet te schrijven. Het zal niet veel zijn. Een kleine adoratie. Ik ben als de vagebond die bij 't einde van den dag een hooischelf zoekt. Hij is moe en wat hij opgaarde sinds den ochtend beduidt niet meer dan een korst brood. Juist genoeg om mee te kunnen slapen en te hopen op den morgen. Want morgen is altijd beter dan vandaag en gisteren, voor den dankbaren bedelaar. Hij kan niet meer. En de oogen te sluiten over een wakenden droom (ik draag je aan mijn hart) en opeens dan niets te zien, niets te hooren, niets te denken, niets te verlangen, niets te verwachten, dat doet zoo goed! Nee, hij is werkelijk te moe om iets anders te willen dan dat duizend millioen maal liever; hij scharrelt zijn zaakjes bij mekaar; hij omhelst zijn droom (zooals elken avond); en hij zegt: Goeden nacht, Thea. Je compte sur ton amour, ma petite Théa.

Zondag 14 April

Einde van den morgen.

Ondanks een stralende zon ben ik vanochtend opgestaan om half negen. En was nog graag blijven dutten. Maar ik ging naar bed met het vaste voornemen om goed te werken vandaag en heb dit volbracht. Wonderbaarlijk uitgerust. Hoewel zonder brief van je, leef ik niet ¼ of 1/8, maar ik leef 5/4 of 11/8! Excessivement transportable naar alle regionen van hier, naar de regionen van ginds. Met dat gevoel alsof je het centrum van het Heelal bent. Heb jij dat ook wel eens? Dat zou men gemakkelijk "megalomanie" kunnen noemen, maar het doorvaart, het bezielt je als de natuurlijkste zaak van de wereld, en je kunt er niets aan doen. Je trekt er trouwens geen enkele consequentie uit. Niettegenstaande die sensatie van centrum en macht heb ik toch ergen zin om op vacantie te gaan. Om jou een poos lang slechts korte briefjes te schrijven. Om je op "je verhaal" te laten komen. Om zelf op mijn verhaal te komen. Ik weet er niets van of ik dien lust zal volgen. Zou 't je verdrieten? Ik maak geen besluit. Ik zal me laten gaan op mijn innerlijken drang. Antwoorden. Niet meer vragen? Antwoorden op wat jij vraagt. Op jou.

's middags 6½ uur.

De lucht is van een zijige limpiditeit welke je de verste dingen dichtbij brengt en doorschijnend maakt. Te 3 uur ongeveer, Thea-lief, in den tuin, kreeg ik plotseling de zeer sterke gewaarwording van je lichamelijke nadering, van je reëele, vrouwelijke nabijheid. Ik voel haar weer, nu ik dit noteer.

Het hout gesprokkeld van den vorigen storm, en gelezen in een biographie van Nietzsche, die ik Woensdag kocht te Parijs, denkend dat ik mij op dit onderwerp moet prepareren. De auteur is Daniel Halévy, zoon van Ludovic, romancier en librettist (met Meilhac) van Offenbach. Daniel is een uitstekend essayist. Het lijkt me wel dat hij al het weetbare omtrent Nietzsche verzameld heeft. Hij ligt me nog altijd niet, N. – Wat een chaos en orkaan in dat hoofd van jongsaf. Hij heeft zich nooit de tijd gegund om een idee tot 't eind door te denken. Of hij kòn het niet. Ik kan ook dat anti-Socratische niet slikken. Het anti-Socratische hindert me nog meer dan het anti-christelijke. Ik zie nòg 't verbaasde gezicht van A.D. toen ik hem op een keer toevallig vertelde dat ik een vereerder was van Socrates! Hij vroeg me waarom. Ik zei: Omdat hij zoo goed redeneert! Dat vin-je niet dikwijls: philosophen die goed redeneeren! Ik heb vorig jaar 50 pagina's kantteekeningen gemaakt bij 't laatste werk van Bergson (Les deux sources de la Morale et de la Religion.) Toen werd 't me te machtig en ben ik uitgescheden!

Nog veel gepiekerd over den wil. Het schijnt me dat de wil (bij mij ten minste) een dubbele natuur bezit: een cerebrale en wat ik noemen zou een viscerale, om het "gemoed" aan te duiden. De cerebrale gebruik ik maar heel zelden. Bij de viscerale hoef ik niet eens te willen. Hij wil geheel vanzelf. Wanneer jij je corrigeert van je gebreken (je irritaties) dan komt de eigenlijke stuwkracht waarschijnlijk van dien gemoedswil, welke de hersens noodig heeft als instrument van controle. Zoo schijn je te willen. Maar au fond wordt je gewild door je diepe zelf. Zou 't niet? – Van de barre flaters die ik in mijn leven beging zou ik verschillende stellig overdoen, en met genoegen; b.v. alle "flaters" waarmee "hij" me belet heeft "carrière" te maken. Er zijn daarentegen andere flaters welke ik zou probeeren te vermijden!

Ik vond 't zeer prettig (verwarmend) en merkwaardig te lezen dat je reeds tijdens den oorlog electriciteit van mij hebt opgevangen, en niet door de woorden. Dat moest je eens trachten te analyseeren . – Op 't oogenblik (7½ uur) ben ik geheel vervuld van je, electrisch uitvloeiend naar je!

's avonds 9½ u.

Een bord van je pea-soup genuttigd. Zij lijkt me voedzamer dan havermout of boonen-soep. Als je kunt stuur m'er dan nog van voor de dagen dat ik alleen ben. Mijn dochter vertrekt 20 Apr. Op één Mei gaat ze een vierdaagsche bedevaart doen naar Notre-Dame-des-Bois, een onbekend pelgrimsoord te Viollot, een dorpje te midden der bosschen in de Haute-Marne. Zij zegt dat ze daarnaartoe moet op hooger bevel, en dat zij er bijzondere ingevingen zal krijgen betreffende haar toekomst. Daarna gaat zij zich aanmelden bij de Clarissen. Zij is zeer tevreden dat ik haar vanaf 1 Juli vrij-af gegeven heb, en op dien dag denkt zij mij te verlaten. – Het zou zeker grappig, leuk, en nog véél meer zijn, om de dagen welke ik hier alleen ben, verborgen door te brengen bij jou. Doch dan kom ik nooit klaar met 't boekie waarmee ik sedert drie weken al geweldige vertraging heb. Anders liet ik 't mij geen tweemaal zeggen. Enkel reeds erover spreken lokt me en roept me. Maar 't boekie moet af.

Met onrustbarende seinen bedoelde ik uitsluitend seinen die mij onrustig, onevenwichtig maken. – Met niet-in-harmonie-zijn meen ik dat je in sommige dingen niet met den stroom of tegen de stroom ingaat. (Klein detail: zoo'n communicatie als die in de Hobbemastr. zou ik "voor geen geld ter wereld" hebben afgebroken. C'est presque criminel. Als zoo'n communicatie zich voordoet is ze kostbaarder, zeldzamer dan wat ook.) – Wat je concludeeren moet laat ik aan je zelf over. Wat niet totaal en spontaan is mist belangrijke kwaliteiten. – Mijn tureluursheid behoort tot het Verleden sinds Vrijdag, Thea-lief. – Dat ik praatte van "een klein gemoedsbeweginkje" kwam door je eigen fout. Want jij schreef me: "ik heb natuurlijk wel een beetje gewenscht dat je torment zou voorbijgaan maar dat noem ik niet iets doèn." Dat 't "een groot gemoedsbeweginkje" geweest is, daar ben ik erg blij om. – Anny was zeer begaafd voor 't opvangen van seinen, vermoed ik. (Met Indisch-zijn, geloof ik, heeft dat weinig te maken.) Maar hooren is nog geen luisteren. Zij deed dikwijls alsof zij noch hoorde noch luisterde. Als ik haar zei: "ik heb weer weinig contact met je" of zoo iets, dan lachte ze en zei: "dat denk je maar." Dus de werkelijke waarheid heb ik bijna nooit gekend. Anny liet zich dikwijls leiden door een neiging tot contradictie of van speelsch verzet. Waarmee ik niet bijzonder gediend was!

Ik heb steeds getracht het vertrouwen toe te passen met de uiterste consequentie. Ik heb b.v. nooit mijn leven willen laten "verzekeren". Ik heb ook geen levensverzekering gewild voor Anny. Dat ik de kinderen moest laten inenten tegen de pokken heeft me buitengewoon gehinderd doch ik kon er niet aan ontsnappen omdat 't wet was en omdat 't op school gebeurde. Ik sluit nooit mijn huis. Het staat, zooals Woensdag, een halve dag ongesloten leeg. Ieder kan er binnen. Ook daarover was Anny 't niet eens met me! Zij wou alles gesloten. Ik heb haar nooit kunnen overtuigen dat een cambrioleur zich niet laat weerhouden door een miserabele deur en een miserabel slot! Juist omgekeerd! Wanneer hij alles open vindt wordt hij bang want dan staat hij voor het ongewone, het fantastische. Er is bij mij ook nooit gestolen. Als ik uitging en ik had geld dan lei ik dat in een boek. Maar je moet niet denken dat 't princiepen zijn. Ik doe dat wijl 't mijn aard is. Ik wil vertrouwen. Meer niet. Bij je persoonlijke relaties tot menschen ben je natuurlijk genoodzaakt rekening te houden met de ondervinding. Maar 't schijnt me toch niet dat iemand me al echt bedrogen heeft. Ik blijf dus vertrouwen!

De avond is omgevlogen (want ik heb weer zitten soezen.) en ook de dag. Nog 89. Het is half twaalf. Ik heb me vijf minuten geraadpleegd. Ik heb niet den indruk dat ik kan inschakelen. Zou je verstrooid zijn? Reeds slapen? Misschien ligt 't aan mij. Een beetje moe nog. Nooit kon ik schrijven "ik neem je lippen" als ik ze niet in werkelijkheid nam. Nooit is een liefde-woord van mij aan jou niet liefde-daad geweest. Al mijmerend daarover, trek ik je naar mij toe. Goeden nacht, mijn Thea.

15 April 1946 Maandag

's middags.

Dierbare Thea-lief, prijs me. Ik heb den heelen morgen gewerkt. Tegen de klippen op. Ik moest Thea in een hoekje duwen (gelijk jij mij zoo gemakkelijk schijnt te doen) en 't lukte me!

O jij, stouterd, kleinmoedigerd, die veronderstellen durft dat ik Woensdag was "afgeleid". Je kent me nog niet. Ik die je goud voor 't grabbelen had dien dag.

En o jij, geresigneerde. Ik gebied je: Leg alle geresigneerdheid af. Weg er mee! – Als de mensch geresigneerd geweest was dan zaten wij nog tusschen de beren in de holen van Cromagnon en Eyzies. Er is veel leelijks in onzen tijd; maar ook veel moois. Nièt geresigneerd zijn, nooit te versagen is de eerste plicht van alle ziel. Geen enkel heilige is ooit geresigneerd geweest. – (ook wij kunnen wellicht iets moois maken.)

Ik hoop dat mijn "inzinking" je per slot meevalt. Ze had erger kunnen zijn. Maar neen! ik had dat magnetisch onweer niet verwacht. Ik dacht me genoeg in de hand te hebben. Doch als je 't zoo van-zelf-sprekend vindt dat de week van Peter me moest verwarren, hoe kòn je me dan dat aandoen? – Je ziet: ik ben daar nog niet heelemaal overheen. 't Is beter dat ik 't je zeg. Er blijft nog altijd iets in me van die verschrikkelijke pijn.

Ook dit moet ik je vandaag zeggen: Ik zag zonder eenig genoegen, doch met groeienden tegenzin (ofschoon ik mij verweerde) dat je Gr. logeeren wilt in de kamers welke ik [in] Augustus zal bewonen. Ik zou willen dat er in die kamers geen emanaties hingen welke me door-en-door contrair zijn. Ik voel Gr. als tegenstrijdig vanaf den eersten keer dat je me over haar schreef, en hoe meer je me over haar schrijft hoe antipathieker zij me wordt. Ik zie geen enkele reden waarom mijn instinct en mijn opinie, en mijn wensch hier niet zouden gelden, prevaleeren. Je kunt je niet verbeelden hoe contrair Gr. mij is. (En waarschijnlijk "ons" is.)

Ik vind mezelf buitensporig. Doch 't is beter dat ik je precies zeg wat ik zeer acuut voel. Vergeet niet dat hier in mijn eenzaamheid me alles een aantal malen harder raakt dan 't mij in gewone omstandigheden zou treffen. Ook een aantal malen harder wondt. Denk er af en toe aan, Thea-lief, dat mijn hart geen andere verbinding heeft met deze wereld dan jou.

Vanochtend je koek, liefste, en je rogge-brood. Het vorige was juist op. Merci. Vergis je niet. Ik heb de dwingende behoefte om "te smelten", om in je armen te zijn, om een goed woord van je te hooren, en ik kàn niet.

Wees maar lief, Thea

voor je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA