MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460327 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 27-28 maart 1946

Louveciennes

27 Maart 1946

Woensdagavond

Thea,

Thea! ik denk: als je nu binnenkwam. Het zit me in m'n kop sinds mijn wandeling. Thea, voor 't eerst heb ik de dagen geteld die er zijn tot 12 Juli: 111. Drie streepjes aan den balk. Morgen al wisch ik er een uit, en er resten nog maar twee. Bonjour, Thea! Ik dacht: neem je 's zomers een koud bad of een beetje lauw? Dat kwam in me op terwijl ik mijn bed rangeerde, want de badkamer is naast mijn slaapkamer. Of liever de jouwe, want ik wou ze je geven. Fantastisch, jij hier in huis, en wij alleen. Het zal lastig zijn mijn oogen in mijn zak te houden; ik heb je eigenlijk nog niet gezien. Waar haal ik je, in Parijs of in Louveciennes, of onderweg waar je trein stopt? Op 't oogenblik voel ik 't meest voor Louveciennes! Maar zal ik 't uithouden tegen dat ik het laatste streepje wisch? Neen, liever maak ik je bad klaar. Ik vind niets lekkerder wanneer je van een reis komt dan een bad. Jij ook? Eigenlijk weet ik niets van je. Zal ik doen alsof ik alles al van je weet, sinds dertig jaar? Den hypocriet uithangen? Je niet om den hals vliegen? Je grijpen met twee handen, je zoenen, en nog eens, en nog eens, gelijk ik nu zou doen wanneer je binnenkwam, als een Thea die ik verloor, maar die ik door een onbeschrijflijk geluk terug vond? Zoo we 't ideaal willen, en eenvoudig, en echt, dan zal onze ontmoeting een natuurlijke voortzetting zijn van den laatsten brief welken we elkaar zenden uit deze verte. Dat behoort tot de mogelijkheden! Vandaag, (je brief was niet van 23 doch van 25! ik verkeek me! de hemelsche machten zijn mij bijna wonderdadig gunstig geweest! 1½ dag! ik kon mijn oogen niet gelooven toen ik 't eindelijk merkte, na hem viermaal te hebben gelezen! en ik zag 't pas "bij toeval", maar als een illuminatie, door 't poststempel op den antwoord-coupon! maak je cijfers een tikje duidelijker, slordigerd die je bent!) vandaag, liefste, stemde je toe, en zooals jij dat enkel kunt op deze wereld, je stemt toe in dat mogelijke, – want voor de vierde maal las ik het als de eerste maal. 1½ dag! Nu begrijp ik tenminste waarom ik vanavond zoo'n onstuimige lust had om je reeds bij 't begin onzer causette in mijn armen te nemen en niet kon wachten tot het einde. Dus het behoort tot de mogelijkheden dat wij elkaar ontmoeten alsof ik je ken, gekend heb sedert altijd, en toch nog verlang als op den eersten dag. Ik zeg: merci, liefste. Alles gaat dan vanzelf. Ik hoef dan niet te denken (wijl ik er zin in heb): zal ik haar voet zoenen?! Ik zoen je voet alsof ik 't reeds millioen maal deed en voor den eersten keer. Dat is ideaal en simpel. En al het overige ook zoo! Geen enkel probleem. Je ziet: ik ben weer verliefd. Ik draaf door! Weet je wat je schreef? (ik herlees 't weer): "ik kan, wat mij betreft, zeggen: "ton désir sera toujours ma loi, of mon devoir, of iets dergelijks." Je kùnt 't zeggen! Maar zèg je 't? Zèg je 't?! Als ik doordraaf dan heb je nog 111 dagen tijd om de teugels te trekken!

Vanmiddag mijn rozen beëindigd en van een berg takgewas een reusachtig vuur gestookt. Je hadt die knetterende, goud-roode vlam moeten zien en hooren in de blauwe lucht, en die wolken rook. Het heele huis is ervan geparfumeerd. Het was een vreugde-vuur. Als ik 't geweten had van dien 1½ dag (quelle chance!) zou ik gedacht hebben: 't is dáárvoor. Doch ik weet 't pàs. En dat is nog mooier: een vreugde-vuur branden voor iets gelukkigs dat reeds is, maar dat je nog niet weet.

Vannacht, wakker liggend, dacht ik opeens: Viel het je al op? Sweelinck 1562-1621; Diepenbrock 1862-1921. Dat parallelisme der jaartallen trof me. Ik zag toen ook een uitgebreid artikel, langzamerhand een boek wordend, dat den titel zou kunnen dragen: "De Les van Diepenbrock" en dat hem zou behandelen van alle gezichtshoeken: den historischen, den philosophischen, den technisch-muzikalen, den toekomstigen, den litterairen, (of in een andere volgorde, dat doet er nu niet toe) met de centraal-gedachte: de les welke te halen valt uit elk der beschouwingen. Wat lijkt je daarvan? Ik dacht nog een moment: ik zou van den "beknopten inhoud" een "notitie" kunnen maken voor Mensch & Cie. Maar zou dat eigenlijk niet jammer zijn, als er schot in 't idee zit? Ik ben ook een beetje bang dat een verkorte "notitie" wat polemisch-apodictisch zou uitvallen. Want "de les", dat zul je wel raden, is nogal hard. Ik had al wat ik bezit gegeven als ik daarover met jou vannacht een paar uren had kunnen delibereeren! En nu nog! Al wat ik heb, als je niet zoover weg zat! Het schoot me plotseling te binnen. Wat zeg je ervan?

Liefste die ik op mijn borst draag (als een trouwring, gelijk je zei) ik ben nu uitgedacht. Hoewel in ideëele sferen, heb ik je vanaf acht uur vrijend omhelsd (ik hoop dat je er iets van gemerkt hebt) en onze dorpsklok gaat twaalf slaan. Ik hoepel op. Moet ik je nog komen toedekken, ook terwijl 't niet meer koud is? Ja? Ik doe 't. Ik ben bij je. Geef me nog even je lippen... Et dors bien, ma Théa.

28 Maart, Donderdag

Vanochtend, – terwijl ik naar buiten ging, – omwikkeld, overweldigd, opgenomen door de gelukkigste ontroering. Het was niet de zonnige morgen in den tuin die mij zoo omhoogvoerde; ik zag hem nauwlijks. Het was Thea. Ik weet 't goed; ik voelde 't goed. Het was Thea, die mij overstelpte met haar liefheid, met haar dulcitudo, met de zachte, goede vlam harer incomparable douceur. Ik moest mij bedwingen om te kunnen zeggen Merci Esprit de Lumière pour cette journée. Laisse-nous aller, Théa et moi, dans ta clarté vers ta lumière. Heb je dat gewild, liefste? Al zou je ook maar een héél klein weinigje gewild hebben om hier, hier bij mij te zijn meer dan de zon, meer dan de bloeiende lente, en meer dan het gemis dat ik voel, hoe mooi, hoe prachtig-mooi ware dat. En misschien, waarschijnlijk, heb je 't vurig gewenscht, ook al formuleer je 't niet gelijk ik. (De woorden doen er niet toe; het is je innerlijke, onuitgesproken wensch die mij beweegt.) Heb je dat gewild, liefste, vanaf het einde der vorige week? Dat mijn gemis vreugde-in-jou zou worden? Het is je gelukt, onwaardeerbare. En 't is geen kleinigheid om van gemis vreugde te maken! Ikzelf alléén kan dat niet. Ik kan het enkel sinds dien avond toen ik voor 't eerst vroeg je te begrijpen, en toen ik tegelijk met verrukking je ondertoon hoorde, je ziel. Maar ik kan 't pas heelemaal sedert Maandag. (Je merkt: ik ben nog in je extase.)

Quelle chance miraculeuse hier, ce 1½ jour! Je n'en reviens pas! Eerst dezen ochtend ontving ik je brief uit den trein van Rotterdam en van Zondag. (Ik ben verheugd met je over het slagen der Matt. Passion van Bertus.)

Je analyse van je omgang met mij is overtuigend voor me. Wat je niet durft liefde noemen, en wat je toch drijft, is mij genoeg, meer dan genoeg, en ik ervaar het als de hoogste weldaad. Merci, Théa. Voor "de proef op de som" ben ik zéker van jouw kant. Van mijn kant hoop ik je niet teleur te stellen. Het zal moeilijk voor me zijn (allicht) om die onvergelijkelijke communio in den geest (waarover ik je zondag schreef) te realiseeren in het lichamelijke, en in het dagelijksche zonder schaduwen voor jou. (niet voor mij.) Maar je zult mij helpen.

Als ik zeg dat je intelligent bent, en je intelligentie in de eerste plaats stel, dan doe ik dat wel-overlegd. 1° Omdat het zoo is. 2° Omdat het zoo zijn moet. Want de sensitiviteit, de sensibiliteit opzichzelf valt niet te versmaden maar ze is toch (zonder de intelligentie) niet zoo heel veel waard en begrensd in haar effecten. De intelligentie daarentegen, zooals ik die opvat, en zooals ik die waarneem in jou, volstaat opzichzelf en voorziet in alles. Want intelligentie is (etymologisch) lezen-in-de-dingen. Wie goed leest in de dingen (gelijk jij dat doet) leest ook met liefde, met gevoel. Dat kàn niet anders. Hoe meer intelligentie, hoe meer liefde.

Ik heb een groote fout bedreven door te schrijven "elk détail onzer zes maanden sluit als een bus." Ik had moeten specifieeren "elk détail dat voor mij smartelijk is geweest". Maar ook met deze toevoeging is die uiting voor mij niet meer geldig en ik trek haar terug. Verschillende malen heb ik je niet begrepen. Wegens mijn eigen onverstand. Wegens mijn eigen ontoereikendheid. Ik wist nog niet wie je bent. (Je gelijkt op zóó weinigen.) Ik wilde dat je was zooals je bent. Soms kon ik het niet gelooven, niet gewaarworden. Ik heb geleidelijk moeten leeren je gewaar te worden gelijk je bent. Het leed dat ik had berokkende ik mij zelf, door kleinmoedigheid, door kleingeloovigheid. Dat is voorbij, liefste. Ik weet nu eindelijk, ik heb nu eindelijk begrepen wie je bent. En elken dag zal ik 't beter weten. (Het was een ontzaglijke opluchting voor me dien "vijand van je" om zeep te brengen! Een ware genade. Sindsdien kan ik ook overbruggen met de grootste gemakkelijkheid. Sindsdien voel ik me waarlijk met jou één.)

Gisteravond was ik gansch ingepalmd door de aardsche liefde, zintuigelijk met je verstrengeld. Ik zou je in zulke uren, als ik me liet gaan, kunnen "bezitten", doch ik doe dat nooit. Als dus mon désir n'est pas ton désir, ik heb reeds de gewoonte mij te beheerschen. Maar hoe denk jij eigenlijk in je binnenste (behalve dat je me laat begaan!) over die sensueele aantrekking welke jij door de ruimte heen uitoefent op mij? Is ze je sympathiek? Voor mij blijft ze een onbegrijpelijk mysterie. Want ik zweer je bij alles wat machtig is in den hemel en op aarde, dat ik nimmer zulke trillingen (zelfs niet iets analoogs) opgevangen heb van eenig levend wezen. Ook niet van Anny. Pas na haar dood heeft zij mij zulke vibraties kunnen mededeelen, die na 24 Juli 45 geheel ophielden. Toen kwamen op 17 Sept. die gelijksoortige trillingen mij plotseling van jou, en ze blijven mij ononderbroken komen van jou, die me zegt zonder verlangen te zijn. Ik zeg je de loutere waarheid. En let wel: jouw vibraties komen mij absoluut spontaan, zonder eenig bewust willen mijnerzijds. Als iemand anders mij zoo iets vertelde, ik zou er niets van gelooven! Een werkelijk raadsel.

Van ochtend je doos met uien, en je doos met gedroogde groenten. Geen Griesmeel. Een paar dagen geleden echter kwam er een zakje meel onbeschadigd over. Bedoelde je dat? – Hier ontbreekt nog ten naasten bij alles. Onder de Duitsche bezetting hebben wij nimmer zoo'n gebrek gekend. Roland stuurt niets! Zijn aanstaande ook niets! Monsterachtig. Mais c'est pour me faire voir que Toi Théa, tu es ma providence.

Vanochtend kreeg ik ongevraagd 2232 frcs in postwissel van Donald. Een goede jongen. Josquin was ook zoo. Zij wedijverden met elkaar. Ik kan nu mijn belasting betalen. Maar hij antwoordde me nog niet op Waldstätten.

Ik wou dat ik je al die honderden primula's en boschviooltjes kon sturen; doch ik zie geen kans; ze hebben te weinig stengel; je kunt ze niet in 't water zetten; ze zouden verlept bij je aankomen. Zou jij daar raad op weten in zoo'n geval? Maar ik kan ze nog slechts aankijken met dat verlangen naar jou, het verlangen om ze je te geven.

Wederom een luwe dag van vlekkeloos azuur. Precies als in 1921. Krijgen wij ook zoo'n divienen zomer?

Ik heb je den geheelen morgen geheel in mijn armen gehad. Merci, Thea, voor de gedachten en de liefde die je zendt aan

je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA