MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460125 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 25 januari 1946

Louveciennes

25 Januari 1946

Vrijdag

Lieve Thea,

einde van den morgen waarop ik je brief ontving van 18, en je twee brieven van 19 Jan.

Je wou "zoo graag weten" of Anny tòch die ziekte zou gekregen hebben. Dit valt niet te zeggen met beslistheid, met wetenschappelijke juistheid. De ziekte, waaraan zij leed, toonde haar eerste symptomen in 1939. Doch de ondervoeding, wegens welke zij een onontkoombaar geworden operatie onmogelijk kon doorstaan, was uitsluitend te wijten aan haar eigen wil. Honderden malen gedurende vijf jaren heb ik haar bezworen, gesmeekt, gedwongen haar lichaam niet te verwaarloozen, niet te verwoesten. Zij heeft niet naar me willen luisteren. En ik wéét dat zij mij beminde; ik wéét dat zij mij bemint.

Over die Bösherz-ontmoeting kon ik niet met Anny spreken. Deels omdat ik waarschijnlijk haar ironie duchtte welke zij gaarne gebruikte in 't dagelijksche leven, of haar critischen geest; deels uit een soort van minderwaardigen, doch atavistischen "mannelijken" trots, die met tegenzin een ongelijk bekent dat zij reeds lang bespeurd en veroordeeld had. Ik knapte dit zaakje dus op in mijn eentje. Doch zonder eenigen twijfel heeft zij begrepen. Zij had geen woorden noodig.

Wanneer Bernanos dien Bösherz geïnterpreteerd had als "de duivel" zou hij zich vergist hebben. Het was mijn genius, die mij gindschen avond leidde. En gelukkig heb ik hem langzaamaan verstaan. Ik versta hem nog, hoop ik, geloof ik. Laten we zeggen: ik doe mijn best om hem te verstaan.

Mijn dochter zou mijn dood verwelkomd hebben met het grootste genoegen. Op haar weg was ik, en ben ik, een hindernis. Ik zie dat zeer goed, reëel, en zonder te apprecieeren, te veroordeelen. Zij is een pieus monster. Zij is de oorzaak dat ik Anny naar dat hospitaal liet vertrekken. Zij zag op tegen den last der verzorging. (Mijn schuld, want toestemming, ten slotte.) Mijn dochter kon 't nooit verduwen, dat Anny met 't volste recht tot haar katholiek-geworden kinderen mocht zeggen: "Ik ben véél katholieker dan jullie allen te zamen." Ook daarover zou een roman te schrijven zijn! Er was in 't gezegde mijner dochter geen zweem van ironie. Zij zou missen hebben laten lezen voor de rust mijner ziel. Zij is consequent. Een pieus monster. Voor haar missen, haar novenen gebruikt zij al 't geld dat zij van me wil, en zou ze mij mijn laatste centime aftroggelen. Vrijheid, blijheid. Haar standpunt is verdedigbaar, en wij stellen 't samen uitmuntend. Doch dit hangt af van mij, ik moet 't bekennen. Maar ik heb ook geleerd mij een peut te geven met hamer of bijl zonder een spier te verroeren. Ik meende daarom te mogen zeggen dat je altijd een beroep kunt doen op de redeneering. Zonder kriegelheid.

Je uittreksels uit het dagboek van E. en de brieven van A.D. zijn zeer boeiend en karakteriseeren d. Ik beschouw die citaten eveneens, misschien vooral, onder mijn eigen gezichtshoek. Tot mijn tevredenheid toonen zij dat de besluiten welke ik in 1917 nam, de voorbeschikte orde tusschen twee zielen hielpen herstellen en handhaven. Wellicht zal dit genoteerd worden op mijn credit-zijde.

Toen ook had ik mijn "zekerheid". Maar ik had ze onbewuster dan heden, hoewel reeds bewust. Van welke natuur die zekerheid is zou ik je slechts kunnen zeggen na een nauwgezet onderzoek. Ik heb daarover nog niet nagedacht. Zij wortelt echter zeer diep onder de regioon der oppervlakkige ingevingen en neigingen. Zij schijnt me ook even cerebraal-intellectueel, als instinctief-intuïtief. En wat die zekerheid mij gebiedt kan enkel goed, nuttig voor mij zijn.

Het spijt me dat ik dien knauw gekregen heb door je briefje van 11 Jan. Ik bedoel: dat ik me door dien knauw liet beïnvloeden. Zelfs nu nog. Want hoewel ik bij 't lezen van je drie brieven weer ondervond hoe buitensporig, ongelooflijk, ik voor je opensta, bereikbaar ben, niettemin voel ik ook dat er nog "iets" in me voor je gesloten blijft. Wakker wordend, van ochtend, dacht ik opeens: "Ik heb beloofd haar geen verdriet meer te doen." Hoe is 't daarmee? Hield ik mijn belofte?

Of ik "het geluk" vraag, Thea, wanneer ik jouw liefde vraag? Neen, niet direct. Ja, indirect. Wat is geluk? Zonder de liefde is niets geluk. Met de liefde is alles geluk.

Grappig dat refrein van je moeder: Si tu ne m'aimes pas.. je t'aime.

Het herinnerde mij de volgende regels.

Je kent ze natuurlijk!

Et si je t'aime... prends garde à toi!!1

Hoe dat op te vatten, sphinx?

(Ik schrijf misschien onder dictee)

Dat de muis gewaarschuwd werd, en menigmaal, alvorens zij in de klem liep??

Zoo "iets" behoort tot de gebeurlijkheden, onder 't oog gezien

door Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Citaat uit Carmen van Bizet.