MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460110 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 10 januari 1946

10 Jan. '46

Lieve Matthijs, is het wel waar: "geen wederinstorting te duchten"? Het woord produceeren in: "ik produceer kilo-watt's optimistische energie bij honderden" bevalt me niet. Dat beteekent nulpunt. Dat beteekent dat alles van Matthijs afhangt. Zou je de fabriek niet graag stopzetten als je de kilo-watt's door een ander geleverd kreeg? Je brief (van 6-7) is niet neerslachtig, maar er zit wel een beetje iets geslagens in. Waarom: "lief van je dat je mij bij je wenschte" – wat heeft dat met lief te maken, Matthijs? Daar is een onderworpenheid in, die ik niet zetten kan. "Ma chérie, ma douce" hoor ik graag; de warme omhelzing daarentegen klinkt ditmaal een beetje verstandelijk: omdat je nu eenmaal van me houdt, doe je het, maar het verlangen is er niet echt. Ben ik een zeurpiet om het zoo uit te rafelen? Ja, dat ben ik. Maar ik ben nu eenmaal zoo gewoon om alles net zoo tegen je te zeggen als het er bij me uitziet van binnen. Weet je wat ik gisteren nog dacht? Dat het zoo prettig is dat je van mijn naam zoo houdt. Stel je voor dat ik Beppie heette – dat zou vervelend zijn, ik geloof niet dat je daar het zelfde wonder mee verrichten zou als met "jij"! Ik vind Thea ook mooi en Matthijs ook.

Wat voor gevoelens, vroeg ik me nog af, zijn het die je van me willen losscheuren? Is het de trouw aan Anny? Iets anders kan het toch niet zijn, of het moest zijn de irrealiseerbaarheid van het geheel. Hoe kan je zeggen, dat ik een perfecte vrouw en een perfecte moeder zou zijn? Aardige of verstandige brieven schrijven is toch niet het eenige wat daarvoor noodig is. Je kent me niet in mijn dagelijksch leven. Ik zeg niet dat het niet zoo is – hoewel mij het getrouwd-zijn altijd ontzettend moeilijk geschenen heeft – maar ik begrijp nooit goed hoe de idealiseerende liefde zulke dingen maar à bout portant durft zeggen. In dien zelfden vorigen brief van je, die me nog door mijn hoofd spookt, is iets dat me dwars zit. Dat is jouw psychologie van mij: dat ik de zelfde hartelijkheid die ik jou bewijs ook in den zelfden vorm aan anderen zou kunnen bewijzen. In den zelfden vorm nog wel! Dat vind ik wel kras. Maar wat me het meest dwars zit is, dat ik niet weet wat ik ervan vind. Als het waar is – ik weet het niet, maar echt tegenspreken kan ik 't niet – wat bewijst dat dan? Dat ik een soort onmensch ben, met alleen maar vriendelijke gevoelens jegens een massa menschen en zonder de mogelijkheid me aan één te verpanden? Eigenlijk heb ik mezelf al honderd keer zoo beschreven, dus zal het wel zoo zijn.

Een vervelend onderwerp, ik stap ervan af. De zon schijnt en deze sikkeneurigheid hoort daar niet bij.

Ik moet noodig sorry zeggen voor het bankroet van den uitgever! Zooiets moet je inslikken als het door je hoofd gaat.

Wat wonderlijk, dat van Josquin: "tant que tu fais de la musique" – wat zou hij daarbij gedacht of gevoeld hebben? Dat is iets mystieks, met de gewone logica niet te benaderen. Je had me al eerder gezegd dat na Anny's dood alles zich voor je omzette in vreugde; maar je sprak laatst van huilen, dat je in dat jaar wel had willen doen soms, en ook zei je eens: "niet altijd had ik de kracht om te zeggen: het is goed." Aan zulke momenten dacht ik als ik meende dat je toch wel eens troost noodig had gehad. Begin Sept. heb je zeker, na die ziekte toen, pas geconstateerd dat je exodus niet lukken wilde en dat is dan zeker pas het oogenblik geweest dat je troost noodig had. Het doet me wel wonderlijk aan dat je me in een paar maanden tijds zoo vergeten kon, d.w.z. als ziel, waar je wat mee te maken had gehad. Dat is die gekke trouw van mij, trouw jegens alle menschen met wie ik vriendschappelijk verbonden ben geweest, die me dat onmogelijk zou maken. En van jou is het het verpand-zijn aan één. Het zou mij liever geweest als je wel troost bij me gezocht had, begrijp je? Ik weet niet waarom. Misschien uit ijdelheid, misschien ook omdat er iets vreemds zit voor mij in die onderbreking, omdat ik, zooals je weet, al zoo lang het gevoel had dat je mijn heimelijke minnaar was. Dit gevoel wordt hierdoor eigenlijk voor onjuist verklaard. Of je zou moeten zeggen: de omstandigheden waren zoo uitzonderlijk en de psychische gebeurlijkheden zoo heftig, dat die breuk daardoor toch begrijpelijk wordt. Waarom voelde je die smart als je dacht dat je het me schrijven moest? Omdat je dacht dat het mij verdriet zou doen dat ik A. niet van den honger had kunnen redden? Nee toch, het was toch je eigen wond die schrijnde? Maar als je een wond hebt, heb je dan geen troost noodig? Misschien als ik je dagboek lezen zou, dat ik die periode uit je leven dan beter begrijpen zou. Ik voel dat ik er toch erg buiten sta. En dat geeft me "een neiging tot tranen". Hoe jij hierop reageeren moet, mag eveneens Joost weten!

Dag lieve Matthijs, ik neem noode afscheid van je. Over A.D. morgen, als ik tijd heb.

Gisteren even Britten gehoord: Les Illuminations (9 gedichten eruit). Wel heel merkwaardig, ik bedoel het is wel echt muziek, geloof ik, de man heeft toch werkelijk een inval. Het is niet alleen maar gemakkelijk zooals ik eerder wel eens gedacht heb. Wonderlijk is het dat de melodie voortdurend (d.w.z. heel dikwijls!) uit 3 kl.-noten bestaat – dat heb je in lang niet gehoord. Het geheel is zeer tonaal. Of de tekst goed begrepen is, durf ik niet te zeggen; de sfeer van Britten zal wel niet die van Rimbaud zijn – het slot leek me verkeerd, maar daar heb ik me maar niet te veel mee bezig gehouden. De zanger, Peter Pears, was phenomenaal, niet alleen technisch, ook muzikaal. Of door die stem van dien man het succes bepaald werd? Het was een enorme ovatie (Britten was er ook) en dat maakt je dan weer even huiverig – maar ik geloof toch heusch dat de man wat te beteekenen heeft. Heerlijk zou dat zijn na al dat onvermogen.

Mag ik je omhelzen, ook al zou ik het "in den zelfden vorm" ook anderen kùnnen doen? (Dit is geen ernst, dit is plagerig)

je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA