MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19440722 Matthijs Vermeulen aan Thea en Joanna Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea en Joanna Diepenbrock

Louveciennes, 22 juli 1944

Louveciennes (S et O)

2 Rue de l'Etang

22 Juli 1944

Lieve Thea, Lieve Joanna,

Je brief van 30 Juni, gepost 3 Juli, is hier eergisteren aangekomen. Ziende dat de mijne van 30 Mei een volle maand gereisd heeft, zou ik mij direct aan 't schrijven hebben gezet om voor den verjaardag van Joanna nog in te halen wat kon en niet te verschijnen met te veel vertraging, ofschoon misschien juist het arriveeren van allerlei late echo's van een feest zijn prettigen kant heeft. Maar het nieuws van 20 Juli belette mij alle vrijheid van denken. Al copieerende heb ik mijn dag doorgebracht met te overwegen wat het beduidt voor de toekomst. In den morgen, zooals gewoonlijk! was ik optimist. Het ergste, meende ik, zou worden afgewend. Ik voelde mij als een schipbreukeling die na een eeuwigen tijd gedobberd te hebben tusschen water en lucht, een boot bespeurt. Nog twee maanden, dacht ik, hoogstens drie. Wat men de "wetenschappelijke oorlog" noemt − het vergruizelen van alles wat in het bereik ligt van een bom − blijft beperkt tot één provincie van West-Europa. In den middag, de gegevens al nader en nader beschouwend, werd ik pessimist, zooals gewoonlijk! Wanneer zal de middag houden hetgeen de ochtend beloofde? De boot verdween in den horizon. O, minstens nog twee of drie maanden. Doch men zal gaan tot het allerbitterste einde. Het ergste zal niet worden afgewend. Het ergste is zeker ditmaal. Gelijk in 't laatste tooneel van de Götterdämmerung zullen de vlammen opslaan tot het Walhalla; aan hun tafel zullen de Goden zitten in den rook en den smook van den wereld-brand. Als het doek valt zal er in Europa evenveel overblijven als er overbleef in het honderdste jaar na den ondergang van het Romeinsche Rijk: een massa puin van vermorzelde steden. En de huidige ondergang heeft nog minder zin dan de chaos van toen. De vijfde eeuw onzer jaartelling had in haar perspectief het ontluikende christendom met zijn kathedralen en zijn muziek. Maar de twintigste eeuw? De industrieele productie, de afzetgebieden, de welvaart van het individu, alias het geluk van den welgevulden varkenstrog, met begeleiding der harmonika, deze souvereine, universeele uitdrukking, stem, tolk der twintigste eeuwsche infamie en ignominie. Wagner was een profeet. Reeds voor den oorlog heb ik menigmaal een exegese willen schrijven op den esoterischen inhoud van den Ring des Nibelungen, doch ik durfde niet. Eén ding echter heeft hij niet voorzien: de harmonika.

Je merkt hoe moeilijk, hoe onmogelijk het voor me is om aan deze obsessie te ontsnappen. Eigenlijk moest ik geen woord op papier zetten zoolang de ramp voortduurt, want elk zeggen is ijdel en hulpeloos, en kan jullie slechts bezwaren en versomberen, waar een greintje opwekking je zooveel liever en zooveel nuttiger zou zijn. Ik verwijt het me, ik doe wat ik kan om het af te schudden. Het is werken tegen de bierkaai. Er is niets wat niet opnieuw herinnert zoodra de geest een seconde vrij waant te zijn. B.v. Ik heb geen goede, zwarte inkt meer! B.v. Gisteren is de kip geslacht omdat wij geen voer meer voor haar hadden! Ik heb zorgvuldig gewogen wie het meest chagrijn zou hebben van het afscheid, het meest chagrijn om alleen achter te blijven: de kip of de haan? Ik meende de kip en liet haar dus het eerst vertrekken. Zij had een air van zijn zorgen (hij nam nooit een lekker hapje voor zichzelf, maar altijd riep hij haar!) en zijn voortdurende, opdringerige verliefdheid met onverschilligheid en zelfs met minachting in ontvangst te nemen, doch in haar kern was zij verbazend op hem gesteld en aan hem gehecht. (precies mijn moeder en mijn vader!) Ik heb haar de smart van het gemis bespaard. De haan daarentegen leek mij iemand die zich ondanks zijn vertoon gemakkelijk in de omstandigheden schikt, een oppervlakkige natuur. (Maar zoo was mijn vader niet!) En inderdaad: van ochtend kraait hij even vroolijk als gewoonlijk. − B.v. nog: Sinds een week hebben wij slechts twee uurtjes per dag gas, met zeer weinig verwarmingsvermogen. Een uurtje 's middags, een uurtje 's avonds. Daarmee kan men geen wortelen, knollen of tuinboonen gaar krijgen, het eenige wat wij hebben en waarmee we ons gelukkig mogen prijzen. Wij koken dus sinds een week op een houtvuurtje tusschen vier steenen, in een hoekje buiten bij de huisdeur. Hoe doen de menschen in de stad die geen hout hebben, geen wortelen, knollen of tuinboonen?? joost weet 't. We hebben geen electrische kookstellen; hadden wij ze dat zou trouwens hetzelfde zijn, want de electriciteit is karig en streng gerantsoeneerd en de meters worden gecontroleerd. Gezellig en romantisch zoo'n houtvuurtje tusschen vier steenen! Ja, in 't mooie seizoen en wij mogen ons gelukkig prijzen, voor de tweede maal, dat wij bij een bosch wonen. Maar de geur van den rook die door mijn venster binnenwaait, geur waarvan ik zoo houd, geur die een der liefelijkheden is van de aarde, herinnert mij aan de ramp. En zoo verder.

In de buurt van tien Augustus wilde ik echter niet geheel van jullie afwezig zijn, in welken uiterlijken toestand dan ook, want het diepste wezen blijft intact, en wacht slechts op bevrijding. Ik dacht van ochtend, bij het wakker worden, wat zal ik je wenschen Joanna? (Zulke dingen zijn doorgaans moeilijk te formuleeren.) Welnu, ik heb het gevonden, geloof ik. Ik wensch dat zich verwezenlijken moge wat, zonder dat je 't weet en zonder dat je het wilt, met een glimlach en met een zachten glans uit je binnenste gedachte oprijst, wanneer je stil zit of ligt te mijmeren, en wanneer je, eventjes bewust wordend van een onmetelijke, kalme vreugde, tot jezelf zegt: als dat zoo kon zijn! als dat gebeurde! Dat die gedachte zich verwezenlijke wensch ik met vertrouwen en met ontroering. Ik geloof dat wat men geluk noemt, zich in zulke oogenblikken het zuiverst, het echtst afteekent; het is wat men het liefst zou hebben, wat men het meest noode missen zou, het eigenlijke geluk.

Veel dank, Thea, voor de snelheid van je antwoord op den brief die op Pieter en Paul binnenkwam. Het heeft me verlost van de hinderlijke gewaarwording te schrijven voor de papiermand. Nog twee zijn nu onderweg en dit is wederom de derde. Hoewel 't me genoegen zou doen wanneer mijn geschrijf je af en toe verheugen kon schrijf ik niet om gelezen te worden doch veel meer om verbinding te onderhouden met iets dierbaars en iets liefs. Hoe ben je er toe geraakt om den Rossini van Stendhal in handen te nemen? Het eenige wat mij in den "muzikalen" Stendhal interessant toeschijnt zijn de (sporadische) beschouwingen van dezen intelligenten melomaan over de drie groote klassieken. Ik heb indertijd een heele rij citaten verzameld over Mozart, Beethoven en Haydn. Het heeft me altijd getroffen dat Stendhal zich deze meesters uitsluitend associeeren kan met sombere, lugubere, pathetische, dramatische voorstellingen. Het tragische aspect van een pas afgebrande basiliek in Rome b.v. doet hem denken aan de muziek van Mozart. Het is me geen raadsel hoe een zeer scherpzinnig en gevoelig mensch de drie klassieken kon hooren in een duistere tonaliteit. Het is me daarentegen onbegrijpelijk hoe deze tonaliteit volslagen kon teloorgaan.

Mij dunkt dat je goed hebt gedaan door mijn zuster niet binnen te leiden in wat je "een ander rijk" noemt. Geenszins omdat ze niet zou begrijpen, hoewel die kans bestaat wellicht, doch omdat ikzelf haar daar nooit heb binnengebracht. In haar jeugd waren wij te ver van elkaar (door den afstand in de ruimte) en later, toen ik haar getrokken zag naar de doorsnee-richting der meeste menschen, heb ik niet beproefd haar daaruit los te maken. Wel hebben wij, in onzen goeden tijd, haar en onze moeder herhaaldelijk uitgenoodigd om met ons te komen wonen, doch zij heeft dit steeds geweigerd. Wij zijn steeds "goed" geweest met elkaar, maar steeds gescheiden door iets bijna ondefieerbaars. Om dit uit te leggen zou ik zeer uitvoerig moeten zijn en dat lijkt me niet de moeite waard, want van geen belang voor je. Ook toen ik mijn ouders, wier zaken niet meer gingen, bij mij heb genomen in Amsterdam, had ik met mijn familie hartelijke, maar uitsluitend zakelijke verhoudingen. Anny, toen ze met mij trouwde, vond dat een beetje zonderling maar ik had die gedragslijn gekozen uit ervaring, en ze leek mij absoluut noodzakelijk. Mijn familie heeft me dus nooit gekend en ik heb nooit verlangd dat zij mij kende, ik geloof zelfs dat ik verlangde dat zij mij nimmer of zoo weinig mogelijk zou kennen. Met al mijn overige familie heb ik sinds jaren en jaren radicaal gebroken, ook met mijn broer die leeraar is, aan een gymnasium meen ik, in Haarlem. Mijn grootste bezwaar tegen hen was dat zij nooit de harmonie konden bewaren. Ik vind niets afschuwelijker dan onophoudelijk geharrewar en gekrakeel als in Russische romans. Niettemin mogen mijn zuster en ik elkander graag (ik schrijf haar zeer zelden) en het zou mij niet verwonderen bij haar dezelfde inborst te ontdekken als de mijne. Ik had nooit gedacht dat een dergelijk geval zich zou voordoen, en dat mijn zuster zich met mij zou samentreffen door een brief aan jou. Hebben jullie nog twee post-bestellingen per dag? Wij hier, sedert 1940, slechts ééne, en als de morgen voorbij is, gaan ook de uitkijk en de hoop weg voor een etmaal. Maar handel in het vervolg naar je eigen inzicht, dat stellig het beste is.

Neen, met je moeder, wier verjaardag het vandaag is, heb ik nimmer gesproken over dat "verhaal van Sluis Zeven". Doch dikwijls over Beek, dat haar, leek me, aan het hart lag, en waarvan zij uitstekend op de hoogte was. Tante Cécile heeft op mijn verhaal geantwoord zonder het te logenstraffen, doch sinds je brief valt 't mij op dat zij sprak over mijn poëtisch talent om de dingen te zien! Als het materieel onmogelijk zou zijn dat de twee jonge meisjes van mijn "dichterlijke" visie de freules de Jong van Beek en Donk geweest zijn, voor mij waren zij het, en dat is niet enkel het voornaamste (voor mij) doch ook het merkwaardigste en het zonderlingste. Had echter je tante zich niet met zulk een goed hart tot ons gewend, ik geloof niet dat ik ooit over die "visie" gerept zou hebben.

Over menig ander onderdeel van je brief later. Ik zou willen dat deze vandaag vertrekt en de eenige lichting is te vijf uur.

Amusant dat bacchische optreden van Bertus in Schubert. Wat zingen jullie tegenwoordig van den armen Schubert die dikwijls zelf in de lorum was?

Het liefste wat je wenscht Joanna! En Thea tot spoedig hoop ik met veel hartelijks

van je toegenegen

Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA