Matthijs Vermeulen
aan
Frans Vester
Amsterdam, 13 juni 1958
13 juni 58
[aanhef ontbreekt]
Wegens het werk dat mij in beslag nam kon ik u niet eerder antwoorden dan vandaag. Het spijt me des te meer daar mijn antwoord op uw zeer gewaardeerde uitnodiging u waarschijnlijk zal teleurstellen. Ziehier de reden waarom ik op uw verzoek niet kan ingaan.
Het blaaskwintet in zijn huidigen vorm heeft mij nooit echt bevallen en ik geloof niet dat ik er iets voor zou kunnen componeren zonder innerlijke weerstand en voortdurende moeilijkheden die mij onoplosbaar schijnen.
Dit ligt aan de hoorn en aan de fagot. Enerzijds vind ik hun gezamelijk timbre te dik, waardoor zij een te zware achtergrond veroorzaken en het klank-evenwicht altijd labiel maken, zo al niet verstoren. Anderzijds lijkt mij hun specifiek timbre te monotoon om het in een enigszins uitvoerig stuk met een voor mij bevredigend gevolg te kunnen gebruiken wanneer, gelijk in deze bezetting, de contrasten ontbreken.
De eerste reden is echter de gewichtigste, en de zwaarheid van hun timbre tegenover fluit, hobo en clarinet, hindert mij zelfs bij de klassieken. Omdat de klassieken zich steeds buitengewoon oplettend tonen betreffende het evenwicht van de klank, wijt ik het dikwijls door mij geconstateerde gebrek aan het feit dat sinds de laatste honderd jaar het geluid-volumen van hoorn en fagot in veel belangrijker mate is toegenomen dan bij de drie andere instrumenten. Dit hindert soms zelfs in het orkest, maar onvermijdelijk in de kamer-muziek. Voor mij ten minste, die op dat punt tamelijk gevoelig ben.
Ik durf u niets te beloven. Doch wanneer de symphonie waaraan ik werk af is, en nog een paar kleinere dingen, en als niet een nieuwe symphonie misschien zou willen verschijnen, zal ik voor u eens gaan denken aan een suite b.v. voor fluit en piano, of harp.
Ondertussen mijn hartelijke dank voor het idee dat u gehad hebt.
Met wederkerige gevoelens van hoogachting
MV
concept
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA