Piet Tiggers
aan
Matthijs Vermeulen en Thea Vermeulen-Diepenbrock
Amsterdam, 21 september 1956
Amsterdam, 21 september 1956
Lieve Thea en Matthijs,
Het is jammer, dat jullie nu ook de Amsterdamse muziekcritiek gaan verlaten en ik vraag mij af, wat er overblijft. Een mieniertje-zus en een mieniertje-zo, de een al armetieriger dan de ander van stijl, penvoering en inzicht. Maar dat is van ander belang dan de brief, die Thea ons heeft geschreven.
Heel graag willen wij als ouwe vrinden ons steentje bijdragen aan het nieuwe leven in het Larense Huis en wij hopen van harte, dat jullie een andere, meer gelukkiger tijd wat betreft het culturiƫlerige gedoe in de hoofdstad tegemoet zult mogen zien. Dat wij (de ouderen) jullie in de muziekschrifturen van alledag maar node zullen missen is vanzelfsprekend. Anderzijds: een "vergeten" burger, een gerust leven en dat is heel veel waard.
Jullie kunt, zolang ik niet op straat wordt gezet (lees: in de verdienste blijf) rekenen op een maandelijkse bijdrage van tien gulden, ingaande 1 oktober 1956. Wil Thea ons nog opgeven:
a. het juiste adres,
b. het gironummer of bankrekening.
Ik zal mijn best doen bekenden van ons eveneens te bewegen een maandelijkse bijdrage af te staan. Dit zal wellicht jullie instemming hebben, tenzij jullie van oordeel blijft, dat de "hulp" uitsluitend door vrienden van jullie dient te worden verleend.
Over dit laatste ook gaarne jullie zienswijze.
Met hartelijke groeten,
Lien en Piet T.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA