MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19531125 R.H. Dijkstra aan Matthijs Vermeulen

R.H. Dijkstra

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 25 november 1953

Amsterdam, 25 November 1953

Amice,

Hierbij doe ik je afschrift toegaan van een brief van de Nederl. Orkeststichting tot beheer van het Concertgebouworkest d.d. 19 dezer en van mijn antwoord daarop d.d. heden.

Met beste groet,

RHD

bijl.

[bijlage 1:]

afschrift

Nederlandse Orkeststichting tot beheer van Het Concertgebouworkest.

Amsterdam, 19 November 1953

Nic. Maesstraat 7.

Aan de Heer Hoofdredacteur van de Groene Amsterdammer,

Frederiksplein 22-24,

Amsterdam.

"Een muziekcriticus naast de muziekcritiek".

Mijnheer de Hoofdredacteur,

Onder bovenstaand motto zien wij ons genoodzaakt ons tot U te wenden, naar aanleiding van het artikel getiteld "Een dirigent naast de muziek" in Uw weekblad van 14 November 1953.

Het is met dit artikel, dat voor de zoveelste maal door Uw medewerker Matthijs Vermeulen Uw kolommen voor muziekbespreking worden misbruikt om aanvallen van een uiterst dubieus gehalte te richten tegen de persoon van een dirigent van het Concertgebouworkest. Zelfs glossen op het persoonlijk voorkomen, de gestalte en andere met de persoon van de dirigent verbonden omstandigheden, die de muziek in genen dele raken, worden met kennelijk kwetsende bedoeling in een quasi geestig betoog voor Uw lezers opgedist.

Er is, dunkt ons, weinig argument dezerzijds nodig om U te overtuigen niet slechts van het smakeloze karakter van zulke publicaties, doch bovendien van de voor de hand liggende gevolgtrekking, dat onze dirigenten, hetzij het buitenlandse dan wel binnenlandse kunstenaars betreft, die het voorwerp van de smaadzucht van Uw genoemde medewerker zijn, zich hierdoor beledigd gevoelen en op den duur het Amsterdamse podium slechts met gemengde gevoelens ten aanzien van sommige persorganen zouden betreden.

Nog afgezien van de wellevendheidsnormen, waarvan ons bestuur meent te mogen uitgaan en die kennelijk andere zijn dan die, welke de pen van Uw genoemde medewerker plegen te beheersen, achten wij het in strijd met de belangen van muziekcultuur, voorzover die door het Concertgebouworkest worden verdedigd, dat dergelijke persoonlijke aanvallen geschieden door persvertegenwoordigers, die wij als gast op onze concerten uitnodigen en wij zijn overtuigd het aan de door ons geëngageerde kunstenaars verplicht te zijn tegen dergelijk boosaardig geschrijf protest aan te tekenen, hetgeen wij bij deze in de meest stellige vorm doen, ons daarbij het recht voorbehoudende zodanige niet voor bekering vatbare persvertegenwoordigers het gastrecht op de concerten van het Concertgebouworkest te ontzeggen.

Wij houden ons er evenzeer van overtuigd, dat U niet ter dege heeft kennis genomen van de indrukken van afkeer, die artikelen als de hierboven door ons gewraakte teweeg brengen.

Wij zullen het op hoge prijs stellen Uw bericht te mogen ontvangen, dat U zich voorstelt maatregelen te nemen teneinde de noodzaak voor protestbrieven als de onderhavige voor de toekomst weg te nemen.

Afschrift van dit schrijven doen wij toekomen aan de dirigent Josef Krips.

Het voorlopige bestuur van de Nederlandse Orkeststichting

w.g. A.de Roos

(Mr A. de Roos)

voorzitter

w.g. de Jong Schouwenburg

(Mr J.W. de Jong Schouwenburg)

secretaris.

[bijlage 2:]

25 November 1953

Aan het voorlopig bestuur van de

Nederlandse Orkeststichting,

Nic. Maesstraat 7,

Amsterdam.

Mijne Heren,

Het was de zeer stellige – en nog steeds ongeschokte – overtuiging, dat de hervatting van zijn te lang onderbroken activiteit in het nationale muziekwezen van uitnemend belang zou zijn voor het cultuurleven in het algemeen en de muziekcultuur in het bijzonder, die de redactie van de Groene Amsterdammer er kort na de oorlog toe bracht Matthijs Vermeulen te verzoeken als haar muziek-redacteur te willen optreden. Dus doende was genoemde redactie er zich ab initio ten volle van bewust, dat de wijze waarop hij zich van zijn taak zou kwijten tot velerlei controversen en conflicten aanleiding zou kunnen geven en dat zij zulks zou hebben te aanvaarden als een noodzakelijke consequentie van haar overtuiging. Een man als Matthijs Vermeulen is nu eenmaal een der tè zeldzame karakters, waarmede evenmin te transigeren valt als met de krachten der natuur.

Het heeft daarom voor ons niet de minste zin met U in discussie te treden over de vraag of en in hoeverre de in Uw schrijven d.d. 19 dezer vervatte bezwaren tegen Vermeulen's critiek op de dirigent Krips, zoals hij die formuleerde in zijn artikel dat verscheen in de Groene van 14 November jl., al dan niet gefundeerd zouden kunnen heten. Verschil van mening, zelfs tussen hem en ons, over de juistheid of rechtvaardigheid van zijn opinies in enigerlei specifieke aangelegenheid zal ons nimmer aanleiding geven Matthijs Vermeulen te "onderhouden" over de wijze, waarop hij heeft menen te moeten handelen, noch tot het treffen van maatregelen als Uwerzijds blijkens het slot van Uw voormeld schrijven mogelijk worden geacht.

Het is, naar wij vertrouwen, overbodig U te verzekeren, dat wij, het hierboven genoemde standpunt innemende, menen de belangen van het Amsterdamsche muziekleven op onze eigen wijze het beste te dienen.

Een afschrift van Uw voormeld schrijven en van het onderhavige antwoord doen wij aan de Heer Vermeulen toegaan.

Hoogachtend,

Mr R.H. Dykstra.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA