G. Vor der Hake
aan
redactie De Groene Amsterdammer
Breukelen, 20 oktober 1947
Breukelen, 20 October 1947
Aan de redactie van de Groene Amsterdammer
Geachte Heren!
Ik waardeer Uw wijsheid en désapprecieer Uw domheden. Uw blad heeft niveau genoeg om 't zeer lezenswaard te doen zijn. En Uw Kleine Krant is onovertrefbaar.
Uw medewerker Matthijs Vermeulen schrijft bij de gratie van de Muzen. Hij geeft muzikale voorlichting van een hogere orde. Maar hij is bezeten van het politieke duiveltje. En hij is een wraakgierig man, al zegt hij zelf van niet. Het zou voor hem goed zijn "De Linie" in zijn geheel te lezen en niet alleen de armzalige kolom, die deze krant in Uw blad voor zich gereserveerd had. Hem zou dan ook de volgende passage onder de ogen gekomen zijn:
"Hebben wij niet als christelijke plicht om ook onze vroegere vijanden te beminnen en hun dus te vergeven en te helpen? Wordt het niet hoog tijd in Nederland, dat wij ons niet meer laten vergiftigen door de haat en wraakgeest, die een klein maar luidruchtig deel der illegaliteit altijd nog kenmerkt?"
Het zou wellicht te sterk zijn, om de heer Vermeulen in dit verband als een gifmenger aan te merken, doch zeker is, dat zijn inkt niet vrij is van kwalijke stoffen, waartegen waarschuwing en tegengif geboden is.
Zijn geesteshouding ontsiert hem en Uw blad in hoge mate. Het is bepaald kinderachtig om altijd weer te schelden op Mengelberg en boos te zijn op Richard Strauss. Ik ben evenmin een bewonderaar van Mengelberg als kunstenaar. Ik dank bijv. de hemel, dat wij nu verlost zijn van zijn Matthaeus-Passion-traditie. Maar daarnaast mag men toch ook niet blind zijn voor zijn onmiskenbare verdiensten. Men kan hem niet negeren, men kan het niet laten voorkomen, alsof zijn werkzaamheid in het Nederlandse muziekleven slechts heilloos geweest zou zijn. Het is dwaas en onredelijk om iemands verdiensten te verzwijgen of ontkennen, omdat hij daarnaast ook gefaald heeft.
Ik vrees echter, dat de heer Vermeulen zijn artistieke waardering verwart met zijn politieke aspiraties. Want waarom zo'n weerzinwekkende herrie om Strauss' Metamorphosen? Omdat de heer Strauss hiermede Hitler heeft willen eren? Als 't waar is, wat dan nog, geachte Heren? Dan past het niet in Uw kraam meer, Uw kleine Nederlandse politieke kraampje, waar elk nuchter en objectief inzicht zoek is, waar de oude Hollandse maat en degelijkheid niet te vinden is en waar het kloeke scherpe verstand ontbreekt. Uw kraampje loopt over van geëxalteerd intellectualisme.
Vermeulens beschouwingen zijn schoon doorvoeld en diep doordacht, maar altijd moet hij weer eventjes terugvallen tot de kleingeestige onverdraagzaamheid van een dweperig politiek mannetje. Gelijk de héle Groene is: intellectueel, op een behoorlijk niveau, maar toch lekkertjes links, dweperig links, tóch rood, tóch trouw aan zijn princiepje en tóch kameraadje spelen. En dan natuurlijk daarbij overtuigd dat 't gelijk heeft. Zoals alle mensen met princiepjes doen.
Ik acht het een symbool van onze Hollandse, vrijheidslievende en verdraagzame geest, dat de leiding van het Concertgebouw deze Metamorphosen heeft willen en durven uitvoeren. En klein acht ik daar tegenover de boosheid van de heer Vermeulen.
In Engeland weet men beter: daar heeft men de oude Strauss uit zijn loge geroepen en ovationeel gehuldigd. Dit is breed, dit is groot, om hem, die gefaald heeft, te durven huldigen. Maar goedkoop en arm is het, om de tong uit te steken, gelijk de heer Vermeulen doet.
De heer Vermeulen kan prachtig schrijven. Zijn stuk over het Russische volkslied heb ik uitgeknipt en bewaard.
Waarom echter – vraag ik me af – wordt dit volkslied omgeven door het aureool van Vermeulens hartstochtelijk bewogen gemoed, waarom is dit opstel opgezweept tot een bijkans dithyrambische verhevenheid, waarin zelfs een Beethoven betrokken wordt?
Ik meende daar even een addertje door het gras te zien schuiven. Want – men zóu de heer Vermeulen onvoorwaardelijk deugdzaamheid, zuiverheid van bedoeling, verantwoordelijkheid jegens onze doden en ijverige afschuw van het kwade kunnen toedichten, als men hem zo in heilige toorn tegen Strauss hoort ijveren, vooropgesteld, dat Strauss' muziek geboren werd uit een misdadige ziel en op misdadige bodem.
Maar – hoezeer brengt hij ons in verlegenheid met zijn ode op het lied van de reeks der republieken. Is dit lied niet ontstaan op misdadige bodem, bodem die evenzeer en misschien nog meer gedrenkt is met het bloed van onderdrukten en slaven?
Is dit niet het lied van het land, waarvan wij dagelijks vernemen dat zijn leiders in misdadigheid en godvergetenheid niet onderdoen voor die der Nazi's?
Waarom zegt de heer Vermeulen van dit lied geen lelijke dingen?
Gij, Groene Redactie zijt daar wellicht onbewust in Uw argeloosheid overheen gestapt, maar een gewoon, nuchter mens doet zoiets zeer vreemd aan.
Zelfs de doden laat de heer Vermeulen niet met rust. Maar de ideeën vergeten, waarvoor zij stierven, dat doet de heer Vermeulen wèl, getuige zijn bolsjewistophiele instelling, zijn verheerlijking van de reeks der republieken. Want in deze republieken woont dezelfde geest, waartegen destijds onze dierbare doden streden. Waarom wil de heer Vermeulen dit verwijt wèl riskeren?
Kan de heer Vermeulen aannemelijk maken, waarom men de Metamorphosen heeft te verguizen en de reeks der republieken te verheerlijken? Zonder kronkelige argumenteringen zal hij hierin nooit slagen!
In het antwoord aan Eduard Reeser wordt Hindemith door Vermeulen onder de "uitnemenden" gerekend, in één adem met ontwerpers van de atoombom. Dit getuigt toch wel van een zeer verward en opgewonden brein. En men bedenke, hoe Vermeulen in het voorjaar deze "uitnemende" Hindemith in Uw kolommen bedolven heeft onder de meest onverkwikkelijke epitheta!!
Met de grofste bewoordingen heeft Vermeulen de kunstenaar Hindemith zwart gemaakt, als anti-duitser blijkt hij echter uitnemend te zijn. Hoe dat? Omdat hij hem smeerde en in Amerika een gemakkelijk leventje kon leiden?
Ik heb meer waardering voor een Strauss, die blééf, die de ellende van zijn volk deelde en het aan den lijve moest ondergaan, dat zijn muziek in zijn vaderland verboden werd.
Terecht wordt de houding van de heer Vermeulen als onbekookt aangemerkt. Onbekookt, ook weer het artikel "Oude rekeningen", dat men gevoegelijk bij de oude koeien kan deponeren. De heer Vermeulen is niet met haat vervult, schrijft hij, maar wat is het anders dan lasterlijke hatelijkheid om de man, die hier te goeder naam en faam bekend staat als Rudolf Mengelberg, verdacht te maken en vol-uit te noemen: Dr. Curt Rudolf Mengelberg? Waarom het accent leggen op 't duitse? En waarom dit zelfde venijnige accentje bij de duitse instelling van Prof Reeser? Is het dan soms een schande om duits ingesteld te zijn? Op z'n minst niet schandelijker dan russisch!
Het is heethoofdigheid en doorslaan en – gezien de verheerlijking van de reeks der republieken, het lied onder welks klanken honderdduizenden ellendig lijden – lasterlijk jegens onze doden.
Wanneer worden wij bevrijd van deze domme, geëxalteerde, eenzijdige politieke laster en roddelarij rond onze grote culturele muziekinstellingen en muziekmanifestaties?
Met dank voor Uw gewaardeerde aandacht, teken ik
Hoogachtend
Vor der Hake
G. Vor der Hake
Rijksweg 89
Breukelen.