MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460612 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 12 juni 1946

In den trein van Hilversum terug

12 Juni '46

Het zingen is heelemaal niet slecht gegaan, de 3 Duitsche liederen goed, de Fransche wat minder omdat de cis' niet aansloeg. Maar ik denk dat het totaal voor niets was, want er woedde een zwaar onweer! Waarom ze je dan maar niet liever met een vergoeding naar huis sturen?

Het is wegens een radio-engagement dat ik den 12den – vanmiddag over een maand! – niet zal kunnen komen. Met de 4 mains-partner ben ik gevraag op dien dag te spelen. Tenzij zij zelf op reis zou zijn, vind ik niet dat ik haar dit engagement door de neus kan boren. Een bovengedoken Jodinnetje1 kan wel f 75,- en een-keer-genoemd-staan gebruiken. Ik ga zoo meteen naar haar toe. Nu je dochter nog zoo lang blijft, komt het op een dag niet meer aan. De eìgenlijke mop is er toch af als we niet alleen zijn, ik vind het ook geen vacantie, omdat ik me op de tijden dat we met zijn drieën zijn moet ophouden, me niet vrij kan laten gaan. Daarom kan ik ook best nòg wat later komen, want ik weet toch al niet hoe ik klaar moet komen met het eereraadje, de 4 mains, àl die trouwformaliteiten, het huisje + het gewone werk. Het is misschien wel een reuze bof als ik nog een week extra heb b.v. Het eigenlijke verheugen: nu nog zooveel dagen, en nu nog zooveel, is nu toch vervallen. Je moet niet denken dat ik iets zou willen veranderen aan die beslissing van 26 Juli. Het is haàr huis waarin ze woont, het is haàr vader met wien ze tot het laatst wil samen zijn (en vice versa), ìk kom er nieuw in en het is dus vanzelfsprekend dat ik me naar haar schik. Ik vond er aldoor iets raars in dat zij moest verdwijnen omdat ik op komst was. Maar je zult waarschijnlijk wel begrijpen dat 12 Juli voor mij nu niet meer diè aantrekkelijkheid heeft van eerst. Zij lijkt me een merkwaardig meisje, niet iemand die me aantrekt en in ieder geval heb ik geen enkelen band met haar. Het had nog kunnen zijn dat het me speet om ons niet-alleen-zijn, maar dat ik zin had in een ontmoeting en een samenzijn met haar, maar dat is niet het geval. J. is den 16den bij de H.E.'s op de Veluwe te logeeren gevraagd; ik zou dus ook dien dag of de dag tevoren kunnen reizen.

Ik heb er nooit aan getwijfeld of we zouden elkaar dien eersten dag dadelijk op de lippen zoenen en bij elkaar liggen (om te wauwelen en lief met elkaar te zijn, liever niet om te slapen.) Als we dat niet deden, zouden al onze schriftelijke zoenen iets leugenachtigs, iets tooneelachtigs krijgen. Toen ik schreef over "het weerzien op jouw kamer" na het afhalen in Parijs (wat noodzakelijk is omdat ik zelf geen geld voor een kruier hier vandaan mee kan krijgen), bedoelde ik dat: de innige omhelzing. Houd je dat voor mogelijk dat die achterwege zou blijven? Ik niet. Nu je dochter er is, zal ik haar omhelzen en jou omhelzen (hoewel we dat dan ook net zoo goed al onderweg hebben kunnen doen – maar dan zit zoo'n hoedje in den weg) en het meer dierbare zal dan verschoven worden naar de slaapkamer.

Heb je thee voor me als ik aankom? Zooals jij verslaafd bent aan koffie, ben ik het aan thee, vooral om me te restaureeren als ik moe ben. Je zuster en Hijman stuurden thee, daarom heb ik het nooit gedaan, ook omdat het geen voeding is en jij er wel buiten kunt. Maar als je niet meer hebt, breng ik wat mee.

Ik denk ineens: wat doen we met je zuster? Zal ik het haar eens gaan vertellen of schrijf jij of schrijven we samen pas in Juli?

Heel troostend dat jouw foto ook zoo monsterlijk is! Ik zal maar aannemen dat de mijne ne correspond non plus à la réalité!

Zulke dingen als die koekjes stuur ik natuurlijk voor je dochter. Alles wat ik tegenkom dat bonloos is, sla ik aan de haak. In een winkel in de Kalverstraat zag ik toevallig die dingen. Vermoedelijk krijg ik morgen de vergunning voor een pakje dat ik niet sturen kan! De benelac die ik op de aanvrage had gezet is weer niet te krijgen. Nu moet ik nog eens peinzen wat ik doen zal om die douaniers niet tegen me in 't harnas te jagen en toch de doos vol te maken met wat anders (dat ik ook nog niet heb…) Maar van ascese gesproken: ik geloof er wèl in. Alles wat je doet om je lust te overwinnen is vooruitgang voor de ziel, dat geloof ik vast. De ascese is compleet uit de mode doordat de meest vrome menschen beïnvloed zijn door de Benedictijnen, die vóór alles de lyrische strooming van de ziel willen en niet de inbedding. Dat was erg noodig na de dooie boetpredikaties waar onze ouders in grootgebracht zijn. Maar in onzen tijd van uitleven (heb ik van mijn vroegste jeugd af aan zoo'n leelijk woord gevonden) zou een regelmatige ascetische training zeer gewenscht zijn, geloof ik. En dat het nièt-eten van iets dat je lekker vindt daar ook onder hoort, geloof ik wel.

Moet plotseling uitscheiden.

Dag liefste

Nacht liefste

je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Bedoeld is de pianiste Marjo Tal (1915-2006).