MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460516 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 16 mei 1946

Louveciennes

16 Mei 1946

Donderdag.

Ma chouchoute, ma mignonne,

Madame Honnepon heeft 't niet mis gehad. Ze màg het dezen keer niet mis hebben. Wel vorige maal. Nu niet. Monsieur Honnepon wil dat zoo. Hij haalt je pakje. Jij maakte het om je een beetje te troosten; hij heeft 't vanmiddag noodig met hetzelfde doel. Een morgen zonder brief is een ochtend zonder zon. Dat gaat een poos; tot hij aan 't eind is van de paar honderd obligate woorden. Maar dan begint er iets te woelen, te eischen, te dwingen dat hem jou achterna jaagt waar hij je zoeken en vinden kan. Illusoir natuurlijk. Dat geeft niet. Hij wil je.

Ik zit in het treintje. Heelemaal alleen nog. Waar zullen we 't over hebben? O ja. Wat me al dikwijls trof: wanneer jij zegt: ik zie je daar niet, of ik zie je daar wel, dit lijkt me uitstekend maar dat lijkt me minder geschikt, dan voel ik niet den geringsten lust om je tegen te spreken! Ik stond nochtans ter faam bekend als iemand die steeds in de contramine was! Je hoefde maar iets te meenen en ik meende het tegenovergestelde. Met jou schijn ik precies andersom te functionneeren. Of is dat inbeelding? Dat dunkt me niet. Ik insisteer voortdurend op onze harmonie! Bewijs, ten minste aanwijzing, dat ik ze voel, en dat ze er is, impliciet als ze er bijgeval niet is! Zou ik aan 't zwammen zijn? Neen, hoop ik. Toen je 't over de tafel van je vader had, met die inktvlekken was ik het onmiddellijk met je eens. Al lezende reeds, op 't zelfde oogenblik. Ik zie dat met plezier. (Het is bijna niet doenlijk om te schrijven. Ik heb weer zoo'n oude wagon die davert en schudt zonder ophouden. Ik kan mijn hersens ook niet bij elkaar houden. Toch wou ik je zeggen: Als 't kan zorg dan ook voor een paar planken tegen den muur om wat boeken op te zetten. Een kast daarvoor is niet noodig, geverfde planken evenmin. Wij zijn reeds in Parijs. De weg naar Air-France doe ik altijd te voet. Je loopende te schrijven zou dat kunnen? Ik zie er niet veel kans toe. Op een keer toch eens probeeren als ik je iets extra-extra's te vertellen heb.

Bij Air-France: wonderlijk hoe alleen reeds die woorden extra-extra's mij plotseling met − −

− in den trein; juist gepakt op 't nippertje − raadt je liefste, wat ik aan 't zeggen was, toen ik geroepen werd?

Nog ben ik ermee omgeven met die atmosfeer van je waarmee ik mij plotseling omademd voelde.

Ik denk er eensklaps aan om je iets te vragen; maar dat doe ik liever straks.

Merci voor je pakje dat zoo lekker zwaar is op mijn knieën. Ik heb geïnformeerd naar die kosten: 40 frcs dédouanement; 15 frcs timbres et divers; 3 frcs lettre d'avis; 5 frcs die ik vergeten heb en niet thuis kan brengen!

Wonderlijk hoe er opeens iets bij me ingeschakeld kan worden dat me heelemaal in je tegenwoordigheid brengt. Ik geloof werkelijk niet dat ik vroeger ooit iets dergelijks gekend heb. Niets zelfs wat er op lijkt: een invloed welke van jou uitgaat en die bij mij bewerkt dat gedachte van mij zich direct omzet in gevoel, en in het heftigste, levendigste warmste gevoel. Dat moet absoluut op een of andere manier verband houden met jou. Want ik kan denken aan wie ik wil, en hoe ik ook wil, die directe transformatie van gedachte in physieke sensatie heb ik nooit geconstateerd bij me en ik heb ze ook nimmer teweeg kunnen brengen. Dus hier ageert noodzakelijkerwijze ook een factor die van jou komt.

7 uur.

Thuis vond ik je grooten brief van Maandag. Maar eerst heb ik uitgepakt. Dat gaf nog een kleine moeilijkheid die keus! Ik was echter nieuwsgierig naar wat ik weer op zij zou kunnen zetten voor Juli en Aug. Alle blikken bewaar ik. Mag ik dat van je? Het is een soort van innerlijk gebod bij me om dat bijeen te garen voor jou. Dit verheugt me veel meer dan het van je te krijgen voor mezelf. We komen op 't oogenblik overigens niets te kort. Mijn broer zond me een flinke doos met kruidenierswaren, erwten, boonen, tarwe, griesmeel (dat bij hem ook uit het dubbele zakje ontsnapt was!) koffie, thee, gortmout, en daarbij nog zeep, wat niet noodig is. Ik zou wel graag enkele bussen melk voor je sparen, en hoop de blikjes van mijn zuster tegen dien tijd te ontvangen. Het zit in mijn kop dat jij "voor geen geld ter wereld" tekort mag komen als je hier bent. Dit moet je maar goedkeuren.

Toen heb ik tweemaal achtereen je brief gelezen. Ook ik had het gevoel gedurende de laatste week dat we ons, ondanks onze verdrietjes, en misschien juist door die verdrietjes, nauwer genaderd zijn. Van dat palmtakje had ik graag een klein stekje gekregen van het jouwe, en uit eigen beweging van je. Ik weet eigenlijk niet waarom. Ik geloof dat 't is omdat jij in elke emotie bij me spontaan deel hebt en dat ik mij verbeeld, en dat ik waarschijnlijk wensch, jou ook zoo eenhartig als 't ware op alle dingen te zien, te voelen reageeren. Ik verwachtte dus niet dat je mij bevoordeeld zoudt hebben tot schade van een ander. Je schreef me trouwens: "hier heb je de helft van mijn palmtakje. God zegene je. Thea" Dit bracht mij ertoe je te vragen naar de impuls waaraan ik het kleine, lieve geschenk dankte dat ik heimelijk wenschte. Het was niet heelemaal gelijk je schreef, en niet zooals ik verlangde. Maar hetgeen nu niet zoo ging, kan den volgenden keer zoo gaan. Toen het niet was gelijk ik mij verbeeldde had ik in den toon waarop je dat corrigeerde wel graag iets gehoord van een eigen teleurstelling bij je, dat 't niet gegaan was zooals ik dacht, omdat ik me eerst verblijd had met een roering van je hart, omdat het me daarna leed deed toch nog niet zoo dicht aan je hart te zijn als ik hoopte, als ik geloofde, als ik wou, en even dicht als jij aan mijn hart bent. Maar 't is moeilijk om je te zeggen hoe ikzelf die spijt uitgedrukt zou hebben. Ik weet niet of me iets dergelijks al gebeurde ten opzichte van jou. Misschien stelde ik jou ook wel eens teleur, maar dat je 't me niet liet merken? Heb je van mijn hart al eens iets verwacht dat je het had kunnen geven en dat het je niet gaf?

Met mijn onbescheidenheid is 't zoo: In mijn nuchtere uren schaam ik mij er telkens over, en ik zei je dat reeds enkele malen. Ik weet echter niet goed hoe ik doen moet. Wanneer ik zie dat jij 't niet als de gewoonste zaak beschouwt om alles te eischen van mij, dan denk ik: Zou Thea meenen dat ik niet genoeg van haar houd en zoo'n kleinigheid niet voor haar zou over hebben? (Want het zijn helaas slechts kleinigheden waarmee ik je mijn liefde toonen kan.) Op dezelfde wijze denk ik: Wanneer ik niet doe alsof het inrichten van dat zoldertje de gewoonste zaak is zal Thea misschien meenen dat ik aan haar liefde twijfel of haar onderschat. Ik beredeneer dat trouwens niet. Het is een gemoedstoestand welke ik nu beredeneer. Ik geloof wel haast dat ik niet anders kan voelen dan zoo, wijl ik van je houd. En in mijn nuchtere uren verwijt ik mij wellicht niet zoozeer dat ik je die lasten berokken als wel dat ik er totnutoe niets gelijkwaardigs tegenover kan stellen. Dat is allemaal erg moeilijk, voor mij, die jou voor zooveel te danken heb en die "verschrikkelijk" bij je in de schuld sta. Wat zou ik je eigenlijk kunnen en mogen vragen als ik je niet meteen àlles vroeg? Dat lijkt je wellicht een sophisme. Maar wanneer ik begin te meten wat ik je vragen kan dan wordt de maat welke ik mij zou durven veroorloven niet hoe langer hoe ruimer, doch hoe langer hoe enger, en al gauw zou ik je niets meer vragen, vooral wanneer ik zien zou dat je niet graag hebt dat ik vraag. Dat is allemaal heel gecompliceerd; en als ik daar eenmaal over zou gaan piekeren dan liep ik direct vast. Want je begrijpt: zoodra ik ga redeneeren, zoodra ik dus doe alsof niet alles vanzelf spreekt, kan ik niets meer vragen, en 't minst van alles je liefde.

Die brief waar je 't al een keer over hadt van 16-17 April en dien je verloren meent, is dat de brief over je donkergroene bedje in Oosterbeek? Je schreef in dien brief over de Breitner-expositie, over Reeser, over Joanna, over Engeljan, over de Holl. Rading, over de cello-sonate, en op verschillende punten heb ik je indertijd geantwoord. Ik heb hem vanavond weer voor den dag gehaald. Een anderen brief waarin je die dagen over Engelj. kunt geschreven hebben ontving ik niet. Doch in de reeks ontbreekt geen datum. Het poststempel van de enveloppe echter is onleesbaar. Je schreef in den trein maar ik kan niet zien of je postte in Utrecht. De laatste 4 velletjes zijn gedateerd 18 Apr. Utrecht – Adam en ze eindigen met 2 regels in inkt: "Ik zal je eens te-veel-doen: hier heb je 18000 zoentjes, tel ze maar." De gansche brief bestond uit 17 velletjes. Ik heb nog vier andere brieven van je gedateerd 16, 17, 18 en 18/19 April. Het zou me dus verwonderen wanneer er in die dagen een was verloren gegaan. En je herinnert je wel hoe ik gereageerd heb op je 18.000 zoentjes!

Ik betuig je nogmaals spijt en berouw over de hartkloppingen welke ik je bezorgde en ik hoop maar weer dat 't de laatste zijn, want zelf heb ik er altijd het eerst verdriet van omdat ik je nooit onliefheden zeg zonder verdriet.

De vraag welke ik je doen wou in den trein, terwijl ik omhuld van je was, stel ik wel eens een anderen keer. Het is een dier honderden ontboezemingen welke mij de gewoonste zaak schijnen wanneer ik vervoerd door je ben, maar die ik nu niet aandurf! Word niet boos hierom en maak je er geen zorg over. Die vervoering zou zoo aanstonds terugkomen, als ik slechts wist hoe ik moest opvatten dat: "Niks voor Thea! Of wel?"!!

In 't begin dezer maand heb ik mij gericht tot de "Muziekbelangen" als bibliothecaris. De administratrice Mevr. Nierstrasz had me in April gemeld dat er geen haast was bij mijn in-functie-treding en dat zij tot Augustus hetgeen er te doen was gaarne zou waarnemen, waarvoor ik haar bedankte en tevens advies vroeg of zij 't misschien noodig achtte dat ik mij te Parijs in verbinding stelde met copisten of fotocopisten daar zij mij gezegd had dat de Holl. copisten overbelast waren. Ik krijg echter bericht dat zij zich op reis bevindt. Tot dusverre liet zij de datum van mijn ambtsaanvaarding geheel aan mij over en ik heb den indruk dat een paar weken vroeger of later er niet veel opaankomt. Dus dat zou geen bezwaar zijn tegen een verlenging van je vacantie in Louveciennes. Maak je ook niet ongerust over het huishoudentje. Voor je broekjes, hemdjes en jurkjes vindt je hier een wasscherij vlak in de buurt. Om te verhinderen dat 't huis "vervuilt" in die maand (wat zou je zeggen als je mijn kamer nu zag, dik onder de stof!?) kunnen we gemakkelijk hulp krijgen, al was 't maar Aline b.v. die graag een bezem zal nemen. Voor mij is de kwestie hoe ik mijn verhuizing moet aanpakken zonder jou daarmee te vervelen (en onze "idylle" te storen) een veel grooter probleem waarvan ik de oplossing nog heelemaal niet zie en waarvoor ik graag je raad had! Enfin, ik zal daar eens ernstig over nadenken wanneer ik door het boekie heen ben. Ik heb dan nog anderhalve maand. Geef me ondertusschen je opinie. Ik zal toch minstens een aantal boeken moeten meenemen. Zie je er tegen op dat die gekist en verzonden worden terwijl jij bij je man logeert? Zeg me hoe je dat gearrangeerd wilt hebben en wat je 't best dunkt.

Mijn avondgebed, liefste, schrijf ik je ook wel eens op een anderen dag. Het is nu te laat geworden. In gedachten doe ik het met jou, elken keer.

Ik houd van je, Thea, lieveling;

hou jij van

je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA