MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460409 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 9-10 april 1946

Louveciennes

9 April 1946; 's avonds

9. uur

Mijn Beschermster,

het zou gemakkelijk zijn als je heremiet vanavond niet behoefde te schrijven en wanneer hij kalm den dag kon afwachten van morgen. Doch hij heeft geen enkelen plicht te vervullen op dit uur, en mogende kiezen tusschen verschillende manieren om de tijd te annuleeren, zou hij 't een vergrijp achten tegen den eeredienst welken hij je wijdt, zoo zijn hart elders zijn heil zocht dan bij jou. Hij wil ook oprecht wezen en je niets verbergen. Je arme kluizenaar vocht weer den ganschen dag een zwaren strijd. Toen hij je brief van 5-6 Apr. gelezen had voelde hij zich, ondanks de bekoring van vele woorden en ondanks dien anderen toover, even raadselachtig gewond als vorige Vrijdag en Zaterdag (toen die brief geschreven werd) en hoe meer hij hem herlas hoe dieper en hoe smartelijker de wonde schrijnde. Hij begreep aanvankelijk niet waarom, want hij is snel in zijn ontroeringen doch traag in zijn denken, je heremiet. Allengs echter, terwijl hij leed, rees de oorzaak uit het geschokte binnenste op naar het bewustzijn. Je meldde hem dat je gedineerd had in ’t Doelen-Hotel, dat je een bezoek aflegde bij je vriendin, en je sprak hem met geen woord over de bedevaart naar het graf van je vader. Pijnlijker nog: den volgenden dag zei je: "dat je gisteren mee wilde naar de Buitenveldert correspondeerde eigenlijk niet met een wensch van mij." Langzaamaan werd de wonde grievender. Thea, die tijdens den oorlog bericht had hoe zij door den sneeuw waadde en welke bloemen zij bracht, Thea, had ditmaal Matthijs niet willen meenemen en hem zelfs niets willen vertellen. Geleidelijk werd de wonde moordender. Je stakker poogde stilling te vinden en vergetelheid door een marsch in 't tempo kwart = 120 door bosch en veld doch keerde er krachteloos en uitgehongerd van terug. Hij nuttigde een soepje van je en anderhalve schol, steeds zwijgend lamenteerend. Wedergekomen in zijn kamer herlas hij voor den zooveelsten maal dien fatalen brief. Gemarteld liep hij van den eenen hoek naar den anderen als in een kerker. Seinde hij? O zeker, al reeds uren. Hoorde Thea? Misschien. Seinde hij terug? Wellicht. Daar 't koud werd en hij armoedig rilde stookte hij een vuurtje aan. Het wou niet branden. Terwijl hij op zijn knieën de vlam aanblies herinnerde hij zich plotseling wat hij 's morgens aan Thea zei: "Ik zal vertrouwen hebben, liefste. Ik heb het." Opeens begon hij toornig en beschaamd te schelden tegen zichzelf en vroeg: "Heb je vertrouwen, lummel, of heb je géén vertrouwen? Als je geen vertrouwen hebt, hou er dan liever je bek over dicht, hypocriet dat je bent." Er ontstond eensklaps een zachte vredigheid in zijn hart. Hij had het vertrouwen heroverd. Hij loog niet. Hij vertrouwde. Maar hij begreep nog niet. Hij dacht met kwelling aan den brief welken hij Thea moest gaan schrijven. En opnieuw zocht hij speurend, luisterend zijn innerlijken horizon af. Hij dacht aan niets. Hij keek over de verten van zijn binnenste heen, zonder angst. Toen ontving hij met een kleine siddering het antwoord: "De brief waarin Thea den morgen van 5 April verhaalt is nog niet aangekomen. Die brief bleef achter door een gril van de post. Je krijgt dien brief morgen-ochtend". En Matthijs besloot om Thea precies te vertellen wat er gebeurd is. Een nietig drama. Een verschrikkelijke tragedie, maar welke goed eindigt.

Zoo zie je, liefste, hoe 't geschapen staat met je armzaligen heremiet! Had hij niet eerder kunnen begrijpen, direct, subiet, dat 't een vertraging zijn mòèst van de post? Neen. Onmogelijk. Hij wordt meegesleept door zijn emotiviteit. Door de panische ontroerbaarheid van dien hunkerenden tyran in zijn binnenste. Wat kunnen wij daartegen doen? Welke maatregelen te beramen? Geef toe, dat de strik uitstekend gespannen was. Hij kon bijna niet anders dan erin loopen!

Laat ik nu maar slapende den ochtend gaan wachten. Het zijn vermoeiende oefeningen zulke spelerijen van het toeval. Een zoen, liefste, een teedere, heelende zoen. En goeden nacht, mijn Thea.

Woensdag, 10 April

Vanmorgen de brief welke gisteren niet kwam.

Een nuttige les voor me. Je zou werkelijk gaan denken dat 't vanuit het onzichtbare bestuurd wordt! Het doet me genoegen toch overwonnen te hebben per slot. Daarom schreef ik je mijn gedachten-gang. Maar wat moet ik aanvangen met een dergelijke emotionneerbaarheid? Ik moet daar absoluut een stokje voor zien te steken.

Veel dank, liefste, voor dat eerste bloempje van je. Waar heb je 't geplukt? Hoe heet 't? Want ik ken enkel de bloemen die ik zelf heb! Zulke zag ik hier nog niet. Het doet denken aan heel kleine lelietjes-van-dale. Innigen dank ook voor je brief.

Ik moet Jany nu antwoorden op de uitnoodiging welke ik hierbij voeg. Ik accepteer natuurlijk. Alles gaat vanzelf! Niettemin wil ik je opinie. Wat zeg je van Loenen!!? Daar schijn jij zaadjes te hebben uitgestrooid!

Me gereedmaken voor een vaart naar Parijs is een heele onderneming, daarom heb ik geen tijd van ochtend!

Je bent mijn ziel, Thea; help je

Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA