MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460315 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 15-16 maart 1946

Louveciennes

15 Maart 1946

's avonds

Schemering,

Thea, – lente – schemering. Uur, waarin alles naar de wijdte lokt. Uur, waarin het onbereikte je naar een verte roept; Uur waarin elke onvervulde wensch van den dag terugkeert; Uur waarin je ziet hoe zacht het geluk had kunnen zijn; en Uur waarin alle zachtheid samenvloeit.

Wat overkwam me? Ik had gemis van jou, verlangen naar jou. Het was niet kalm en veilig als een vuur dat je op zijn plaats houdt, en soms sloeg het uit. Maar ik kon 't aan. Het gaf me warmte, vreugde. Ik wilde er den zomer mee afwachten. Door een onvoorzichtigen schok, een ruk, is dat vuur van gemis en verlangen opeens verhonderdvoudigd. Ik ben 't niet meer de baas. Ik brand af. Geen hulp mogelijk. Kan een honderdvoudig gemis vergoed worden? Kan een honderdvoudig verlangen bevredigd worden?

Ik weet 't niet. Te arm vanavond om nog wat te zeggen.

Middernacht; – dors bien, ma Théa.

Zaterdag 16 Maart.

Liefste, je kent nu mijn "ongeluk", mon petit accident.

Heb wat geduld met me.

Ik kan je nog niet schrijven. Penser à mon amour pour toi me fait singulièrement, presque insupportablement mal. Je n'y peux rien. Et tu sais, quand on a mal on voudrait crier. C'est justement ce que je ne veux pas.

Vanavond zal ik probeeren je te schrijven. Of morgen. Ik moet me zien te adapteeren. Ik heb nog nooit zoo iets meegemaakt.

Je t'aime infiniment.

Je me trouve indigne de toi.

C'est une sorte de maladie véhémente, inconnue de moi. Il faut que cela passe. Voilà tout.

Vanochtend je pakje met boonen. Merci. Er is hier niets te krijgen. In Parijs ook niet. Er zijn menschen die absoluut niets hebben. De toestand is nog erger dan vorig jaar. Ik ben gepriviligeerd. Dank Thea.

Ook je brief bij den kapper, over Bertus en Fokker.

Merci. Ik zal met Bertus wel goede kameraden zijn. Spreek hem niet over Amersfoort. Ik moet met Peter ook goede kameraden zien te worden. Maar er is hier nog een strooming die alles bij me verstoort, vertroebelt. Waarom "hinderen" (in den werkelijksten zin) me niet je andere vrienden? Krop, b.v. Bertus, je c.d.f.? Onafhankelijk van mijn wil, die storing. Ik begrijp er niets van.

Brief met confidenties van Donald. 's Nachts, in den trein van Salzburg, stappen bij hem twee studentinnen in, terugkomend van de wintersport. C.d.f. voor de jongste, de mooiste die 18 jaar is, en dochter van een drie jaar geleden gestorven pianist Michaelowitz. Ken je dien naam misschien? Ik niet. Donald komt reeds bij hen aan huis. Hij had mijn brief over Waldstätten nog niet ontvangen toen hij mij schreef.

Brief van Monnikendam. Hij titelt mij "carissime"! gaat binnenkort naar de Riviera... om een Te Deum te componeeren. Zal hier komen. Vraagt nieuws van het boekie. Tout cela c'est grotesque.

Het boekie vordert; ± 600 woorden dezen morgen; de Reformatie krijgt niet het geringste aandeeltje van me in de ontwikkeling der muziek.

Merci voor je brief; hij heeft me goed gedaan.

Sinds zes jaar ben ik te alleen; heb geduld met

je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA