MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460222a Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 22 februari 1946

22 Febr. '46

Lieve Matthijs, gisterenavond heb ik je niet meer geschreven. Toen ik thuiskwam uit het Concertgebouw, waar ik Orloff even was gaan hooren in Tschaikowsky, of liever gezegd was gaan zien – want ik vind de prachtige, innerlijke doelmatigheid van zijn bewegingen een genot op zichzelf – , vertelde J. me iets vervelends van Greet, dat haar ter ooren gekomen was. Ik heb toen in bed een briefje aan Greet geschreven en heb jouw brief nog eens overgelezen en ben gaan slapen. Ik had ook eigenlijk niets bepaalds te schrijven aan jou, maar als je maar eenmaal Lieve Matthijs hebt staan, komt er altijd wel wat! Nu is het kwart voor 8 's ochtends. J. wilde, omdat zij een zwaren dag voor de boeg heeft, niet te vroeg op staan, en ik vind het wel eens een variatie om 's ochtends te schrijven. Het maakt anders niets geen verschil, want ik heb de lamp aan het is hier op het Noorden nog te donker, en ik word met je wakker zooals ik met je slapen ga –

Liefste, je had waarschijnlijk op: "serait-ce elle?" een andere reactie verwacht. Eerlijk gezegd weet ik er geen weg mee. Logischerwijze moet je aan deze vraag verbinden een voorafgaande toestand van ergens op te wachten. En dat was bij jou niet het geval, je was gelukkig met Anny ― waarom dan plotseling deze gedachte? Ik redeneer weer zuiver positivistisch, maar ik heb met het gevoel geen aanrakingspunt hiermee.

Op dit moment klopte J. tegen de muur. Toen ik bij haar binnen kwam, noodigde ze me uit om nog bij haar in bed te komen, en hoe het kwam weet ik niet, maar wij hebben gesproken over '16-'39 en zij zei dat ik je dat niet had mogen aandoen, dat er grenzen zijn aan hetgeen iemand verdragen kan. Ik zei dat ik een volmaakt vertrouwen in je heb, het vertrouwen dat je, als ik gelijk heb, het aan zult kunnen en dat die volstrekte openheid de basis is van onze liefde en dat, als wij de zelfde taal spreken, jij dit ook zult kunnen verdragen, temeer omdat het alleen gaat om een totaal onbewuste schuld, terwijl je bewust alles gedaan hebt om geen enkele schuld op je te laden. Eerst twijfelde J., maar later wilde zij graag ook dit vertrouwen hebben, in jou en in mijn kijk op jou. Toch kwelt me nu de zorg, dat begrijp je, dat ik te veel van je gevergd heb, dat ik het je tè moeilijk heb gemaakt in je eenzaamheid. Ik vraag je 1000 x om vergiffenis, liefste Matthijs. Ik ben zoo verwend door de hoogheid van je niveau, dat ik een bovenmenschelijke maat ben gaan aanleggen. J. zei: stel je voor dat iemand jou zooiets zou zeggen, dan zou je je immers met hand en tand verdedigen. Ja, dat zou ik ook, maar ik ben ook niet zoo ver als mijn heilige eremiet. Liefste, laat me lief voor je zijn, laat het me goed maken, schrijf me gauw dat je het me vergeeft (mijn onbewuste schuld) en dat ik niets kapot heb gemaakt. Alles is er toch: je liefde voor Pappie's muziek, je mooie uren met hem in zijn blauwe kamer doorgebracht, je gelukkige herinnering aan het jaar met Moeder, je ongehoorde verbondenheid met A., alles wat zij je door haar onbeperkte liefde gegeven heeft en jij haar, het licht en de straling die je nog van haar kreeg na haar dood, en nu het magische tot-elkaar-komen van jou en mij. Dat is toch allemaal prachtig. Als je het zoo ziet, heb je je over het leven noch over je eigen rol daarin te beklagen. Niemand is volmaakt en als wij dus achteraf, terugziend naar vroegere jaren, iets ontdekt hebben dat inbreuk maakt op de volmaaktheid, dan moeten wij dat, dunkt me, noch willen ontkennen, noch vinden dat alles nu aan puin ligt, want dit is immers de normale gang van zaken, dat wij het nog eens over zouden doen als wij konden. Altijd vallen ons pas later de schellen van de oogen en aan de eene kant betreuren we dan den loop der dingen, maar aan de andere kant ook weer niet, omdat er zooveel moet gebeuren om tot bepaalde dingen, tot bepaalde zielstoestanden te geraken.

Kan ik gerust zijn? Nu deze dingen uitgerafeld zijn, hoef ik je immers ook geen pijn meer te doen. En ik deed het niet om pijn te doen, ik vertrouwde erop dat ik alles tegen je zeggen kon, J. heeft me alleen nu ongerust gemaakt. "Ook het leed smeedt banden." Ik voel me zoo ontzettend dicht bij je, mag ik?

je t.à.t.

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA