MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460219 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 19 februari 1946

Louveciennes

19 Febr. 1946 Dinsdag

Ma Suzeraine,

Een kwartier geleden is Donald vertrokken; ik heb hem au revoir toegeschreeuwd naar de laatste kromming van den weg, waar hij verdween achter een groen boschje ligusters. Zal ik hem terugzien? Hij nam dezen keer een portretje mee van mij en Anny, in een medaillon met haar initialen. Hij deed dat vorige malen niet. Maar wij zijn vroolijk gescheiden. Gelijk altijd. Met een glimlach om de lippen en in de oogen. Wat daarachter bij hem omgaat weet ik niet. Voor mij is 't een beetje als in het oude liedje van Ockeghem: Ma bouche rit, et ma pensée pleure. Sinds zeven jaren immer afscheid voor me. Toujours des adieux. En zooals je eenigszins bekend is, heb ik een teeder hart!

Mijn dochter vergezelde hem naar Parijs, ik ben den verderen dag alleen, en ik zou je uren kunnen schrijven, wanneer niet die drommelsche eenige buslichting van Louveciennes mijn tijd afbakende, en wanneer ik vanochtend een brief ontvangen had van jou. Doch niets kwam, en ik zit nog te midden der echo's van gisteren.

Maar zoo lang reeds omringen mij die echo's, en al zoo lang doen zij mij pijn. Wij zouden er een eeuw over kunnen praten, over "het geval", en het zou mij nog pijn doen. Want voor mij is er niet enkel het leed, het verdriet van je vader en je moeder, dat mij achtervolgt. Er is ook de smart welke ik Anny berokkende door mijn fout, welke mij niet met rust laat. Anny vertrouwde zich aan mij toe als een lief, eenvoudig kind, en 't zijn de echo's mijner fout, die haar geloof, haar hoop, haar leven, langzaam verwoest hebben. Ik ben machteloos geweest tegenover deze geleidelijke verwoesting. Ik heb ze bijgewoond. Ik heb ze jaar na jaar moeten aanschouwen. Machteloos. Mijn fout is in haar ziel geweest als een druppel gif, dat ik niet kon wegnemen. Ten slotte zag ik Anny op haar deerniswekkend doodsbedje. Het is niet zoo gemakkelijk om, na uiteengereten te zijn als ik, weer "in 't reine" te komen. Het ligt niet aan mij dat ik nog hier ben. Ook ik had mijn leven gegeven aan Anny, den tweeden dag nadat zij naar dat hospitaal ging. Zij heeft 't niet gewild. Wat kon ik méér doen dan te zeggen? "ik ben bereid, ik stem toe om in deze seconde alles te verlaten."

Ik laat de behandeling van die oude kwetsuur over aan jouw beleid, ma suzeraine. Het viel mij dikwijls zeer moeilijk om die wonde, en de omstandigheden welke haar veroorzaakten, niet te haten; doch ik ben daarin geslaagd, want ik zei je vroeger al dat ik niet houd van den haat. Hij dient nooit tot iets goeds. Of ik "cynisch" geweest ben zou ik niet durven zeggen. Het schijnt me dat ik vóór 1916 en nà 1917 te weinig lichtzinnig was om "cynisch" te heeten. Ik analyseer echter nooit mijn eigen rol in het drama om mezelf vrij te pleiten. En als ik anderen veroordeelde dan veroordeel ik impliciet mijzelf; ik vergat dat nimmer. Je moet mijn uitdrukking "recht op liefde" ook niet opvatten in den juridischen zin. Ik bedoelde daarmee altijd een bijna werktuigelijke compensatie op de schalen eener balans. Het is zoo lastig die dingen te formuleeren. Maar ik zie ze zoo duidelijk. Ik heb meelijden met ons drieën; ja, ook met mezelf. En geheel als buitenstaander. Meelijden ook met Anny.

Het is een beetje somber in dat teedere hart van je

Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA