MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460211 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 11-12 februari 1946

Louveciennes

11 Febr. 's avonds

Nog een uurtje praten met

ma petite reine,

hoewel er geen nieuws is. Vorige week L'Histoire du Soldat herhoord van Strawinsky. Quelle ineptie! Als dat nog niet gezegd is dan wordt 't tijd dat iemand het zegt. Je weet 't hiermee; maar ik ga 't je niet uitleggen. Vanavond het Concerto van Schumann met Yvonne Lefébure. Een mooie, heldere techniek, ofschoon menige onklaarheid. Doch van 't Intermezzo, en tal van andere passages, ziet zij kans een niaiserie te maken. Niet noodig om daarvoor tien jaar piano te studeeren. Als alles zoo is dan ferait-elle mieux de faire des confitures. Vin-je me hard? Ik ben 'n tikje combattief. Heb ook geluisterd naar de Symphonie van Paul Dukas. Tienduizenden noten, drie kwartier lang. En geen aasje idee. Ik had lust van leer te trekken. Toen was 't moment gekomen waarop ik Donald met fatsoen naar bed kon sturen. En ik kletsen met Thea, die me om de hals hangt.

Je wou verhaaltjes? Maar wàt voor? Ik dacht juist dat ik je voortdurend aan 't vertellen was. Doch ik herinner me niet je ooit over die kroep gesproken te hebben. Wanneer deed ik dat? Het was natuurlijk Blasius die je daarop bracht. Maar 't is niet gegaan zooals je meent. Ik was toen een jog van een jaar of zes. Ik zie me nog bij 't licht van een gaspitje, met een toegesnoerde keel en happend naar lucht, als een dolle dansen in 't bed mijner ouders. Kroep was in die dagen bijna steeds doodelijk; en al had onze eeuw met haar serums niets gedaan dan op zulke hulpelooze avonden het hart der moeders op te beuren, dat zou de moeite waard zijn. Mijn vader echter, een origineel op zijn manier, wist in die radelooze uren altijd raad. Hij was een aanhanger van pastoor Kneipp, tegenwoordig uit de mode, geloof ik. Wanneer het eventjes gesneeuwd had, moest ik op bloote voeten in de sneeuw gaan huppelen. Hoeveel verkoudheden heeft hij me daarmee bezorgd! Misschien wel die kroep. In de wintermorgens haalde hij me uit mijn bed, stroopte mijn hemd op, stopte me in een koud bad, en zonder me af te drogen weer onder de dekens. Om mij te harden! Een mirakel dat ik nog leef. Want daarbij was ik slaapwandelaar en moest overdag altijd vechten. Voor alle ernstige ziekten schreef Kneipp een kooksel voor van hooizaad, waarin je een laken dompelde, gloeiend-heet, en daarin den patiënt rolde, spiernaakt. Mijn vader had steeds hooizaad in huis. Hij was gelukkig, waarschijnlijk, de kuur te kunnen toepassen op mij. En ik genas, anders zat ik nu niet met je te leuteren. Dat kon haast niet anders, gehard als ik was. Maar pas daarna werd ik elk jaar naar Sint Blasius gebracht, in de Capucijner-kerk, en tusschen twee brandende kaarsen gezet. Kroep krijg je gewoonlijk slechts éénmaal.

Het is wonderlijk zoo dikwijls ik in mijn jeugd den dood ontmoet heb en hoe me dat heugt. Uit een hoop avonturen van die dagen bleef dit me vooral bij. Mijn vader had een fabriekje waar ik niet was weg te slaan. Het werkte met een stoom-machine, die ik smeerde, stookte, en waaraan ik, hoe klein ook, altijd knutselde. Het vlieg-wiel daarvan zat aan zijn as met een pin die een beetje uitstak. Op een morgen kwam ik daar te dicht bij. Ik droeg een kiel waarin de pin zich vasthaakte, het goedje opfrommelde, en toen alles strak om mijn lijf zat, dat niet zwaar woog, begon ik verticaal met het vliegwiel mee te draaien. Mijn kop scheerde op een paar centimeters langs den grond. Mijn klompen werden door de ruimte geslingerd en braken een paar ruiten. Mijn peet-oom, naar wien ik genoemd ben, die daar werkte, hoorde de glazen rinkelen, keek om, en schrok zoo, dat hij, in plaats van de machine stop te zetten, haar nog harder liet loopen. Toen kwam er een knecht aangerend die de Kromme heette omdat hij beenen had als hoepels en met wien ik goede vrienden was. Hij pakte me beet en hield me vast tot al mijn kleeren van mijn lijf gescheurd waren, terwijl de machine doorholde. Alleman schreeuwde als gekken. Zoo geweldig dat mijn moeder erop afging. Uit de verte zag ze me. Ik had nog enkele flarden om me heen van een rood borstrokje. Ze dacht dat ik heelemaal onder bloed zat en meende flauw te vallen. Toen ze merkte dat 't niets was gaf ze mij van blijdschap en zenuwachtigheid een reusachtig pak slaag. Alsof ik nog niet emoties genoeg had!

Het uurtje is om, ma petite reine. Genoeg geleuterd. Hoeveel dingen hebben moeten gebeuren, en goed gebeuren, om je nu uit de verte een zoen te kunnen geven. Dors bien. Je t'aime.

12 Febr. 1946 Dinsdag

Ik werd geboren (mijn individueel leven begon) te 0.5. Je hadt dus, toen je in je bed op 0.0 uur den dag met me begon den preciesen tijd. Gelijk steeds! Ik houd wel van die juiste synchroniseering. Zij herplaatst je met zoo groot mogelijke nauwkeurigheid te midden der krachten en invloeden welke werken op een bepaald moment. Of die terugverplaatsing tot iets dient? Misschien. Ik weet 't niet. Maar een slordige herleving van eenig feit dient stellig tot niets. Anny feliciteerde mij steeds op het exacte uur; doch zij kende het door mij. Zij vergat 't voor den eersten keer in 1940. Onbewust. Maar alles moest "sluiten als een bus". Onder den gezichtshoek der astrologie is een verjaardag voor iedereen een kapitaal, historisch evenement. Onder den gezichtshoek der eeuwigheid, van God, zijn er geen groote of kleine dingen; ieder, keizer of bedelaar, is daar essentieel. Elk weefsel van de Parken, de Nornen, is even interessant. Ik rafel het graag uit; zoover ik kan. Alle oorzaken ook zijn even interessant, als mechaniek. Altijd bewonderenswaardig van raffinement, van constructie. Jij, die steeds het naadje van den kous wilt kennen, moet dat ook graag doen. Wist je dat 0.5? Mijn geboren-worden had drie dagen en nachten geduurd, want mijn moeder was enkele weken te voren van een ladder gevallen. Mijn tegenspoeden begonnen al vroeg. Misschien zijn ze ten einde. Mijn vader, die in deze omstandigheid de Kneipp-methode niet kon aanwenden, had mijn moeder van boven tot onderen volgehangen met medailles en heiligen-prentjes! Vandaar dat religieus instinct bij mij! Echt middel-eeuwsch. Mijn moeder heeft mij honderden malen verteld dat zij een kanarie in haar kamer had die sinds maanden niet had willen zingen. Toen hij in den nacht mijn eersten schreeuw hoorde begon hij opeens te fluiten. Het was haar eigen gejubel dat zij hoorde en hooren bleef in dien vogel. Zij raakte er nooit over uitgepraat. Voor haar had dat geklonken als dat losbreken der violen in de Leonore-ouverture. Merkwaardig zooals mijn moeder alles van me begreep zonder dat ik haar ooit iets behoefde te zeggen. Zij begreep ook mijn rol naast je moeder, zonder dat wij er ooit over spraken. Zij was ons "goed gezind". Menigmaal opende zij voor haar mijn deur. Tot haar dood had zij pik-zwarte haren. In 1944 is zij mij tweemaal verschenen alsof zij mij iets te zeggen had. Doch ik verstond haar niet. Ik begreep 't pas later. Zij verscheen mij in 't donker, doch in wakenden toestand, in mijn kamer, zonder dat ik aan haar dacht. Bezorgd, triest, maar buitengewoon liefelijk; in een zachten nimbus van het teederste blauw-groen. Ook in 1945 is zij mij nog eenmaal verschenen. Onbezorgd dien keer, en in het blauw-groen waren rozige stralen. Zij bewoog de lippen alsof zij sprak. Maar ik verstond niet. Er ging echter een gewaarwording van stillende gerustheid uit. Ik dacht op dat moment wederom niet aan haar. Met Anny heb ik nooit dergelijke visueele, zintuigelijke communicaties kunnen verkrijgen, hoe ik ze ook gewenscht heb. Aan welke "wetten", voorwaarden, zouden zulke contact-mogelijkheden onderworpen zijn? Ik vraag 't mij af. Te voren had ik haar nooit gezien. Sinds ook niet meer.

Ik ben zeer benieuwd naar de "waaroms" welke Reeser verleiden om het plan van jullie boek om te gooien. Jullie methode (waarschijnlijk de jouwe) – die van Taine – is van verschillende standpunten verdedigbaar. Het is een methode die niet veroudert, die haar waarde, haar bruikbaarheid behoudt. Ik zou je zeggen: Beschouw die jaren daarom niet als verloren. A la rigueur heb je niemand noodig. Mocht je iemand noodig hebben dan kunnen wij wellicht samen dien arbeid hervatten en beëindigen. Ik heb zelfs zoo'n vaag idee dat ik eens iets van dien aard las in een brief van Anny! Vergis ik me? Al die jaren (vanaf 1940) heeft zij met voorbedachten rade en bijna zonder tusschenpoozen een voornemen achtervolgd. Vanaf 1940 ook heeft zij niet meer mijn vrouw willen zijn in het lichaam. Alleen in den geest. In den namiddag van Maandag 31 Juli 1944, terwijl tientallen bombardements-vliegtuigen rondom ons huis loeiden, zwoer zij mij "bij God", en met het gelaat, de gestalte eener prophetes, (zij was toen nog niet zichtbaar ziek) zij zwoer mij als een geïnspireerde, dat zij nimmermeer te maken wilde hebben met Matthijs Vermeulen, nimmermeer tot in de verste toekomst, en toen ik op Dinsdag 15 Augustus poogde haar dit besluit te doen herroepen, gaf zij mij slechts één antwoord: "Alles komt terecht." – Je ziet: wat zij deed was wel-overwogen. In al haar doen vanaf December 1939 ontdekte ik totnutoe niet den geringsten hiaat. En tòch beminde zij mij, toch zal zij tot in "de verste toekomst" niemand kunnen beminnen gelijk mij, en ook dit wist zij. – Niets is interessanter dan het weefsel der Parken.

Ik heb Czerny nooit kunnen beschouwen als een "virtuoos" (genre Thalberg). Hij was leerling van Beethoven; leermeester van Liszt. Zijn "vinger-oefeningen", welke ik dikwijls las, of hoorde, munten uit door een hoogen "muzikalen", psychischen inhoud, meermalen vergelijkbaar met de grootste meesters. Ik beoordeel daarom zijn metronomiseeringen als het denken, de opinie van een waarachtig kunstenaar en ik zie hem als een der schakels van de ononderbroken traditie. Dat er 1000 manieren bestaan om foutief te zijn in een vertolking, en ook vele manieren om haar getrouw te weerkaatsen ben ik hartgrondig met je eens. Het leven is oneindig multiple, en waar het leeft, is het in elken vorm leven.

Ben je in mijn armen, ma douce reine? Ik buig me over je en voel en streel met mijn lippen elk van je twee borsten. En schrik niet! (Was je geschrokken?) Ik geef je ook weer (religiosamente) een zoen, en nog een, en nog, en nog, op dat plekje van Thea, aan wie toebehoort

haar Matthijs.

Mijn hart dankt je voor al die wenschen van je waarin je aan mij je vereenigt.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA