MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460127 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 27-28 januari 1946

Louveciennes

27 jan. 1946

Zondag-middag

Mijn lieve Thea,

Er is een ondertoon in me die voortdurend zegt "liefste", maar als ik verder poog te luisteren hoor ik niets. Dat liefste blijft steken op den drempel. Het zou wel vooruit willen komen, maar het kan niet, het zit vast. Dezelfde onmacht als die wanneer je in je binnenste een melodie vermoedt, reeds vaag ziet, doch haar niet te pakken kunt krijgen. Er is een heel domein van me waar ik niets vermag met mijn intellectueelen wil. Ik heb geen sikkepit daarover te zeggen. Jij daarentegen bent er absolute heerscheres geweest. Je bent 't misschien nog, als 't je belieft. Dat zelfs weet ik niet. Dit domein wordt geregeerd door wetten welke ik steeds te vergeefs getracht heb te kennen, en te regelen naar mijn zin. Doch jij bestuurt daar gelijk het je behaagt. Met positieve of met negatieve resultaten, naar je verkiezing. Ik kan daar niets aan veranderen, hoe graag ik dat ook zou wenschen, want je begrijpt dat ik baas wil zijn in mijn eigen huis. Ongelukkig voor je, kan ik op mijn beurt zuchten dat je op zulk een tweesoortig individu moest vallen, tegelijk slaaf, tegelijk despoot. Meen niet dat 't "stemmingen" zijn waarmee dat sujet me ringeloort. Hij is je altijd even goed gestemd, gezind, en niets liever dan dat. Maar 't zijn reacties, reflexen. Ze zijn bijna machinaal. Dikwijls gis ik die reflexen van te voren en probeer ze te verhinderen, soms vier, vijf dagen lang. Maar hij krijgt altijd de overhand. Dat is buitengewoon ergerlijk voor me, omdat ik mij voor den verstandigste houd. Soms gebeurt 't ook dat hij een "actie" van jou, die ik direct bemerk terwijl ik je lees, een heele poos (als die actie niet in zijn kraam te pas komt) verkiest te negeeren, tot mijn verwondering zelfs, zoodat ik hem zeg: "merkwaardig dat je je daar niets van aantrekt!" Op andere acties echter, positieve of negatieve, vliegt hij weer onmiddellijk af. Hij geeft dan een hoop orders, en laat me geen rust voor ik ze heb opgevolgd. Ontsnappen daaraan is bijna onmogelijk. Als ik tracht te ontduiken, te smokkelen, dan ziet hij nog kans mij te verraden. Geloof niet dat hij tegenover iedereen zoo reflecteert en reageert, als voor jou. Hij is in communicatie met een massa menschen en dingen, doch in 't contact met den grooten hoop toont hij slechts een matige receptiviteit en een matige intensiteit van reactie, alsof hij dommelt, of vindt dat 't niet de moeite waard is om zich druk te maken. Ik heb daar niets over te vertellen. Wat zou ik doen wanneer zijn neigingen verwerpelijk waren? Ik vraag 't me af en toe. Maar in 't voornaamste gaan wij accoord. Vanmiddag evenwel weigert hij om over dat woord "liefste" heen te komen. Om je te schrijven moet ik je dit vervelend bureaucratisch verslag geven. Wat bezielt hem? Ik zal maar wachten tot morgen, een actie, een reflex van morgen... als de post en jij gunstig, genadig zijn!

Maar voor den eersten keer Thea ben je met jezelf in contradictie, als je zegt dat 't pijnlijk voor jou is wanneer die "fabriek" van mij werken moet. – Hoe dikwijls immers heb ik je verzekerd dat ik niets vervaardigen kan zonder jou, dat kapitaal en grondstoffen me gefourneerd werden door jou, 100%, – en hoe dikwijls heb je mij dit tegengesproken! Ben je dus niet een beetje inconsequent? Als de fabriek dan eindelijk ("tegen veel in") zonder jou zou moeten marcheeren, waarom zou jou dat pijn doen? Dat is onlogisch. Want als het zaakje toch nog loopt, ondanks een paar waterhoozen, kan 't je verheugen of 't kan je onverschillig laten. Je kunt zelfs zeggen: "zie je wel, ik had gelijk; je hadt je net zoo goed tot een ander kunnen richten." Doch waarom zou 't pijnlijk voor je zijn?? Dat is weer een van die discussies, welke ik met genoegen zou missen, en waarin onze correspondentie veel te fertiel is. Ik houd er niet van. Ik beschouw ze als tijdverlies. Ik krijg veel liever een opwekking van je tot een verwarmend gevoel. Dat is geen egoïsme, want ik stuur je die warmte terug; evenmin egoïsme als zich verblijden in een zonnestraal. Dat is zijn tijd goed besteden. Waarom ben je eigenlijk zoo onpraktisch hierin, Thea? Als ik je brieven naga dan heb je me slechts heel zelden "aangemoedigd" en hoe menigmaal daarentegen gaf je me terwijl 't wintert dat koude stortbad! Kun je daarbij lyriek verlangen?? Misschien! Waarom niet!? En ik voor mij wil wel. Doch dat ander individu is niet in beweging te zetten. Ik krijg hem niet verder dan "liefste"...

28 Januari. Maandag

Ma pigeonne, ma colombe, et ma chouette, ma douce et ma chérie,

Vanochtend nog je acht-kantige reuze-epistel van 22 en je vier-kantige van 23. Ik raak geweldig bij je in 't krijt – in den inkt. Vergeef je 't me? Ik zit veel te soezen terwijl ik je schrijf. Daar ligt eigenlijk de fout van mijn geringe productiviteit voor jou. En ik wil graag altijd precies zijn, accuraat, ten eerste omdat ik daar zelf behoefte aan heb, ten tweede omdat ik weet dat jij 't geringste woord, de geringste nuance scruteert en vat.

Ik houd van je scherpzinnigheid, van je veeleischendheid, van je "onmeedoogendheid", die voortkomt uit een juiste, rechtvaardige appreciatie van alle beschikbare gegevens en ik houd ook van je barmhartigheid in het begrijpen.

Vanochtend, wakker wordend met een stroom goede, milde, teedere gevoelens voor je, en op het licht wachtend, echt luiwammesend in mijn bed (dat moet maggen!) dacht ik – en ik vond 't een aasje komiek, ik lachte erom – maar ik dacht: Wel-beschouwd is het de verwezenlijking eener ideale verstandhouding wanneer zij mij alles vertelt wat haar door de verbeelding gaat, 't aannemelijke en het min of meer verwerpelijke. Want zij knielt ook wel in een biechtstoel, en stel je voor, dat zij aan een ander zou vertellen wat zij mij niet vertelt. Al is die ander priester, vertegenwoordiger van God – ik zou de grootste moeite hebben om mij te schikken in die unilaterale openhartigheid, ik zou die geslotenheid tegenover mij vast en zeker voelen als een pijnigend gemis aan vertrouwelijkheid. Ga dus "in 's Hemels naam" voort, liefste, met me alles van je te biechten! Ik zal je hoe langer hoe beter begrijpen, en hoe langer hoe beter reageeren. Ik zal ook voortaan "zoo goed, zoo vriendelijk en zoo lief" zijn om niet meer te denken dat je me wil wonden. Maar wees duidelijk. Vooral omtrent je gevoelens, je intenties. Het was ongewoon voor mij, cru, niet-voorstelbaar, in die brief van 11 Jan. Ongewoon. Maar ideaal. Ik zal eraan wennen. Ik zal even openhartig zijn. Maar ik hoop dat ik je nooit polygamische fantasieën te vertellen heb!!

In theorie begrijp ik natuurlijk het citaat van je vader over muzikantinnen die niet reiner Geist zijn, alcohol, en centrum van 't leven, want ik heb dat langdurig onder verschillende meridianen geobserveerd. In de praktijk heb ik dat standpunt systematisch geschuwd. 't Geeft niets dan complicaties, last, verdriet, smart, waarvan kool en sop elkaar nooit waard zijn. Ik heb nooit goede resulaten gezien. Het standpunt is te gemakkelijk. Het zijn niet de vluchtige gevoelens waarvan men leert, waarmee men zich verrijkt, doch de diepe, de zeldzame gevoelens. Zij zijn als 't hoofd-thema eener symphonie. Het moet de moeite loonen om 't te "bewerken", te doorleven, en hoe men 't doorleeft, hoe doorwerkt… dat is de dubbele kunst, èn om dat gevoelen te wekken, te ontmoeten, èn om het te verzorgen, te doen gedijen, te vermooien, hoe langer hoe kostbaarder, zeldzamer, sprekender, machtiger, bezielender te maken.

In theorie begrijp ik natuurlijk ook dien anderen zin: "Waarom kunnen wij ook niet, jij veel van je man en ik van mijn vrouw houden." Maar in de praktijk ben ik ongeschikt voor zulke opvattingen. Ze zijn me onmogelijk. Ik geef mij heelemaal of ik geef me niet. Ik verwacht hetzelfde van de vrouw. Wie niet alles geeft, geeft niets. Geen "halve maatregelen".

Ik geloof niet aan de "erfelijke belasting". Dat is een valsch, wetenschappelijk dogma geweest. Bron van dikwijls fatale auto-suggestie. In strijd met een hoop feiten. In elke familie heeft elk kind zijn eigen geaardheid, men kan dat constateeren waar men wil. Natuurlijk zijn er physieke erfelijkheden. Doch daarover hebben we 't niet. De psychische, de intellectueele erfelijkheid bestaatniet. Dit is een der laatste conclusies der modernste "biologie". Maar zoo is steeds mijn meening geweest. Ieder mensch kanzichzelf maken gelijk hij wil. (Het casten-systeem, de sociale standen, hebben deze mogelijkheid gedurende tientallen eeuwen gecontrecarreerd en verborgen.)

Suus is me sympathiek. Niet Greet. Ik heb haar beeltenis geautodafeed in het vuur. Maar vat dat niet extremistisch op. Ik zeg je een "reactie" van me, zooals een instrument in een laboratorium je die zeggen zou als 't praten kon: Ik zal tegenover beiden even vriendelijk zijn.

Je beschrijving, aanduiding van je opvaart in dat onweer is electrisch voor me. Ik voel je daarin. Goddelijk. Men kan zoo ook meegesleurd worden in een storm. Het brandende braambos. De H. Geest nederdalend met een geluid "als van een geweldigen aankomenden wind." Ken je "Het Leemen Wagentje", tooneelspel vertaald uit het Sanskriet? Er is daar een bedrijf getiteld Het onweer. Zelfs in de vertaling adem je de verzen nog als zuivere ozon. Het is de eenige mededeeling van dat gevoel welke ik ken in de litteratuur. De verrukkelijke sensatie van op 't punt te zijn (met de hoogste bewustheid) deel te nemen aan het scheppende leven. Zoo zou altijd de muziek moeten werken. Op 't eind der Tentation de St Antoine van Flaubert is er ook zulk een situatie. Doch ze is slechts aangestipt, gesuggereerd. Weinigen schijnen dat gevoel te kennen (Antonius wijst 't van de hand als de laatste en gevaarlijkste bekoring!!) Het is buitengewoon moeilijk om dien toestand (een der gelukkigst denkbare, vindt je niet?) in woorden of in klanken te vertolken.

Meen je, mijn toovenares dat t. à t. minder beteekent dan "je Thea"?! toute à toi; thea à thijs; toute à thijs; thea à toi;! Ik heb de keus. De menschen springen lichtvaardig om met die "formules". Ik kan dat niet. Er ligt voor mij nog magie in de woorden; iets bindends. Mijn zwaarte!? Als ik een woord schrijf zou ik het willen kunnen verantwoorden tot in zijn verste consequenties. Ik weet echter dat anderen dat niet doen, en als ik hun brieven lees is er niet de minste drang in me om ze letterlijk op te vatten. Maar heel soms bruist die drang op als een soort van wensch-bevel, en wil, of zou willen, dat de persoon die "je Thea" schrijft, dat even scrupuleus overwoog en verzinnebeeldde en verstaanbaar uitsprak, als ikzelf dat doe, alsof ik beitel in graniet.

Mijn lippen op je lippen, liefste; als ik schrijf je Matthijs dan ben ik

je Matthijs

die lief zal zijn voor jou.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA