MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460125 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 25 januari 1946

25 Jan. 46

Lieve Matthijs, het is gisterenavond met Engeljan beter gegaan dan ik gedacht heb, doordat Greet en nog een vriendin in den loop van den avond kwamen en het dus een levendig gekwebbel was en het idee van samen alleen te zijn met J. niet meer bovenkwam. Toen Greet erover opbelde, vond ik het eerst onbescheiden, want het kon toch zijn dat J. erg moe zou zijn – maar ik vond het dadelijk wel een uitkomst. J. ziet er goed uit, veel uitgeruster dan toen zij wegging. Zij vond mij toch nog een beetje zenuwachtig tegen Engeljan, wat me tegenviel, omdat ik zelf dacht dat ik gezellig was. Ik vrees dat ik die prikkelbaarheid jegens hem nooit overwinnen zal. Ik zal wel mijn best doen, maar vlei me niet met hoop op veel succes.

Geen brief van je vanochtend. Onder alle omstandigheden vind ik het jammer en ongezellig als er geen komt, maar vandaag had ik hem een beetje meer noodig gehad dan anders, omdat zij tweeën nu weer zoo dierbaar zijn en ik me, ondanks J.'s hartelijkheid, een beetje eenzaam voel. Als ik alleen ben, ben ik dat nooit of zoo goed als nooit. Gisterenavond in bed hebben J. en ik tot half één liggen kletsen en toen ben ik in het andere kamertje gaan slapen en toen is J. nog naar hem toe gegaan. Dat hindert me, dat maakt me jaloersch, dat zij niet genoeg aan mij heeft, maar ook nog naar hem toe wil. Absoluut onzinnig is het van me, dat weet ik, maar wat doe ik eraan? De vernedering van mijn eigen onzinnigheid dragen, dat is het eenige wat ik doen kan, en jou ermee vervelen, en bidden dat ik nog eens een stapje verder mag komen. Als je het aanhooren wilt, vind ik het wel heerlijk als ik je al dit miserabels van me vertellen kan, want ik heb daar nooit iemand voor gehad. Het speet me bij je te lezen: "Na mijn Bösherz-ontmoeting, waarover ik je toevallig schreef"; dat "toevallig" klinkt net alsof je je excuus maakt dat je van jezelf iets verteld hebt. Dat lijkt me een overblijfsel uit een tijd van niet-intimiteit.

's Middags. Liefste, waarom zoo kort vandaag? Hij is wel heel mooi, die blanke droom, maar had je niet nog wat door kunnen gaan? Dat is nu toch werkelijk een Tantalus-kwelling, om te lezen: "hoeveel zou ik je willen zeggen!" En dan komt er niks! Heb ik je te weinig kans gegeven, te weinig ge-echod? Ik begrijp niet hoe je mij met al mijn gepraat geruischloos kunt noemen. Als ik jou niet genoeg zeg "je t'aime", en nog eens en nog eens, kan jij het mij dan niet meer zeggen? Hè ja, doe het maar, jij kan het zoo goed. Ik ben zoo'n stuntel – "ieder zijn knulligheid", je zei het zelf! Het harde roepen moet je van mij niet verwachten, maar echo-en kan ik altijd. Zoo'n blauw achterkantje van den brief zie ik zoo ongaarne; wees lief en schrijf door als je nog wat te zeggen hebt. – Ik moet naar een Russischen piano-krachtpatser. Tot morgen, heel veel zachte gedachten van

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA