MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460119b Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 19-21 januari 1946

Louveciennes

19 jan. 1946

's avonds

liefste,

er zweefde een zacht en zalig vermoeden van geluk naar me toe uit den wijden, paarlemoeren avond-hemel, uit den stillen sneeuw en uit de zwarte lijnen van den horizon dien ik tegemoet ging, toen ik met een goeden wensch voor Thea mijn brief gepost had.

je vraagt me, liefste, of ik meende dat je misschien al veel langer van me hield dan je me zei. Niet, terwijl ik je schreef over de mystieke mechaniek der menschelijke verhoudingen; niet nadrukkelijk tenminste, wellicht gedempt, als ondertoon. Maar vroeger ja, en meermalen. Of nauwkeuriger: ik meende het niet, ik verlangde het te kunnen meenen. En ik meende het dus toch, als een verborgen gezang in me. Ik heb een paar keer gepoogd dezen klank te verhelderen, te verduidelijken. Maar je wilde niet. Je weet wel wanneer. Telkens, of bijna telkens dat ik je vroeg waarom je me te hulp kwam. Tegenover alle andere menschen die mij hielpen, heb ik mij nooit bekommerd om hun motieven. Doch wel bij jou. Van 't begin af aan. Mijn binnenste zei me dat die komst van je, onverwacht, ondroombaar, op een lente-morgen vol verrijzenis van zon, niet iets gewoons mocht zijn, want dat komen van je vervulde een hope welke ik niet kende en daarom niet had kunnen uitspreken, maar die ik wist. Mijn redeneering vond dat waanzin, en ik gebood mij om dat waanzin te vinden, doch mijn binnenste gaf zich niet gewonnen. Het had zijn eigen uitlegging. Het bracht ze niet in woorden. Maar het fluisterde ze mij toe als zijn verborgen gezang. Het fluisterde mij niet van liefde. Het fluisterde mij van Thea. Zoo menigen ochtend wanneer ik in de verte iets zocht om eraan te ontgloeien. Ik denk plotseling: heb ik je niet eens verteld, dat ik lang geleden, het was in 1911, een droom had waarin ik een vreemde melodie hoorde op het woord "antea", en dat die ongrijpbare melodie mij steeds heeft achtervolgd? Ik schreef je dat toen niet met een bijbedoeling, niet met opzet, zooals je wellicht gissen zoudt. Neen. Nu pas denk ik opeens met een rilling: In antea is Thea. Heb ik dat woord toen goed verstaan? Of versta ik het nu eerst goed? Dat zonderling hart van me. Dat obstinate hart. Nog altijd weet ik niet of 't gelijk heeft. Want natuurlijk zei ik me, en zeg ik me: Waarom, waarom zou Thea van me houden? (je begrijpt den zin: ik zie daar geen reden toe dat Thea van mij houdt.) Doch steeds maar gaat dat hart door. Thea zelf zou mij kunnen zeggen of mijn hardnekkige hart gelijk heeft. Ook zij echter weet het niet! Zij antwoordt mij du bout des lèvres. En telkens als ik onder haar brieven lees "je Thea" vraag ik me: is 't? is zij "je Thea"?

slaap lekker nu, ma douce, ma chérie, ma fée merveille;

je bent in mijn hart.

Zondag-avond 20 Januari

toen ik je dit geschreven had en weglegde om naar bed te gaan, kwam Anny in mijn herinnering. En ik dacht, met een vleug van rouw: ik kan er niets aan doen; het gebeurde als 't ware buiten mij om; 't is precies zooals ik het zeg.

Vanochtend gewerkt aan het boekie; vanmiddag tweemaal naar 't station geweest om Joanna te halen. Ik kende 't uur niet. Den eersten keer was ze er niet. Den tweeden keer: onbegrijpelijke verstrooidheid van me. Ik sta op vijftien meter van den uitgang te wachten, keek, ... en zag haar niet. Als de laatste reiziger het hek uit is, ga ik terug naar huis, treed binnen, en ontmoet Joanna... in de keuken. Zonder verwondering. Vreemde sensatie van iets bekends, dat al zoo was. We hebben een korte wandeling gemaakt door 't half-witte, heuvelige bosch. Daarna gemoedelijk, opgewekt doorgepraat naast het kacheltje. Zij zal je zelf wel rapport doen. Ik vroeg haar, terwijl ik haar naar den trein bracht, hoe zij 't gevonden had. Zij antwoordde me: prettig, gezellig. Op 't perron, nog even, ernstig gesproken over jou. Zij zag vermoedelijk wel dat ik achter mijn helderheid niet geheel onbewolkt was. Bij 't afscheid gaf ze mij een klein zoentje, ... "om wat mee te nemen", en ik haar. Dat deed me veel genoegen. Vertrouwd; aardig. Toen: tot ziens... in Holland. Terwijl ze naar haar plaats ging in den wagen moest ik opeens denken aan dat portretje van je voor je piano.

Tot half elf naar Hilversum I geluisterd om jou op te vangen. Te vergeefs. Het Utrechtsch Orchest gehoord. Verrassend goede kwaliteit van hout en koper. Véél beter verzorgde uitvoering dan de Fransche. Speelde je voor Hilversum II? Ik vergat daarnaar te informeren bij Joanna, die me inlichtte. Te half elf begon het avond-gebed. Toen heb ik maar gesloten. Ik kon Hilv. II niet krijgen. Jammer.

Veel gepeinsd over den eisch van ne jamais être tranquille. Uitstekend precept, gezonde penitentie voor onzuivere situaties. Voor de andere, de zuivere, zou ik dit gebod willen vervangen door ne jamais être immobile. Dus niet op een basis van onrust, doch op een basis van rust, van klaarheid, naar beter streven.

Liefste: je kunt me wonden; en je weet dat je me wondt, hoe en waarmee je me wondt. Het is me niet onverschillig. Maar ik verdraag het wel; heel goed. Ik begrijp echter niet waaròm je me wilt wonden; waaròm je dat doet.

Mocht deze ontboezeming je duister lijken: zij slaat op je polyandrische fantasie. Wat zou je van mij zeggen wanneer ik je zulke verbeeldingen schreef?? Als je van me hieldt zouden ze je doorboren, zoo je 't hart op de rechte plaats hebt.

Maar wond me als je dat bevalt, als je dat noodig vindt. Het kan geen kwaad meer.

Slaap lekker, lieve liefste, verre Thea.

Maandag 21 Januari

Hoe mooi, hoe zingend is elk ding en elk geluid in de glanzende grijs-blauwe, lichtende bewegingloosheid van dezen morgen. Kan iemand mij het geluk geven van dit aanschouwen, van dit aanbidden, – wanneer dat geluk niet ware in de dingen of niet ware in mij? Ja, jij. Als je royaal woudt zijn. Maar kan iemand het mij ontnemen als 't is in deze tooverachtige lucht rondom elk ding, en als 't is in mij? Neen. Niemand. Ook niet jij. Maar je kunt 't mij geven.

Geen brief van je dezen ochtend. Ik oefen mij om brieflooze dagen niet enkel onbewogen af te wachten, maar om iedere teleurstelling te moduleeren in vreugde, in verrukking, in vuur.

Je kunt op me rekenen om Joanna door gedachte te helpen.

Je moet je dat "vrij-laten mijner kinderen" niet te extremistisch voorstellen. Anny en ik hebben hen altijd mentaal overwaakt, geleid. Zonder zichtbaren, uiterlijken dwang. Door onderrichting. Soms heb ik met beslistheid ingegrepen. Wanneer zij niet oordeelen konden. Doch nooit wanneer het mijn persoonlijke belangen gold en wanneer hun standpunt verdedigbaar was. De resultaten zijn niet slecht geworden. Ik kan met den jongen Donald, die uit den oorlog en uit de pantserwagens komt, de diepste en tegelijk de reëelste conversaties voeren. Anny en ik hebben hen geteekend, gemerkt. Het had natuurlijk altijd beter gekund maar, verantwoordelijk tegenover den Schepper, hebben wij ze alle vier afgeleverd in vrij goeden toestand.

Het schijnt me ook dat je opvatting niet houdbaar is wanneer je zegt dat je op jouw leeftijd je niet meer tot iets opvoeden, niet meer essentieel veranderen kunt. Het ligt niet in mijn bedoeling om te beweren dat jij in eenig opzicht te veranderen hebt. Maar de stelling is niet juist en ik zou je dit met menig historisch voorbeeld kunnen bewijzen. Om bij het alledaagsche en controleerbare te blijven vraag ik je verlof om mijzelf te citeeren. Na mijn Bösherz-ontmoeting, waarover ik je toevallig schreef, heb ik mij de fond en comble veranderd. Het resultaat is niet schitterend, niet overtuigend, zul je misschien denken. Dat is waar. Maar toch is er eenige verbetering. Zoo'n onderneming vordert tijd. Ik ben nog niet klaar. Ik werk er geregeld aan.

Wat versta je eigenlijk onder "troost vinden in zelfaanklacht"?

Hetgeen ik zei over den held-van-nature die boven zich zelf moet uitstijgen – maar hoe? – om waarlijk held te zijn, was uitsluitend een opmerking in abstracto. Ik dacht aan niemand. Het leek mij een curieus probleem te moeten veronderstellen dat de geboren held zonder verdienste is wanneer hij zich beperkt tot zijn meegekregen gaven.

De lucht is goud-blauw geworden. Alsof ik temidden ben van het azuren firmament. Hoe echo jij op

je Matthijs?

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA