MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460109 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 9-10 januari 1946

Louveciennes

9 jan. 46; 's avonds

Lieve Liefste,

Een kopje van je koffie gezet. Hij is beter dan de paar boonen die we krijgen per maand. Gesmuld. Ik heb zoo dikwijls enthousiasme gebrouwen van niets dat ik me een stimulans mag gunnen. Maar 't moet zònder gaan. Geen ascese echter als doel. Enkel als middel. Wanneer je niet anders kunt. Ben je 't met me eens? Dat middel moet natuurlijk weer een doel hebben: het voortbrengen van die geheimzinnige radiaties welke het leven goddelijk maken en waardoor men de dingen ziet zooals ze zijn, in hun werkelijkheid, in de kleur en in het aroom hunner hemelsche afkomst. En ze voortbrengen met vreugde, in de vreugde. Het is een verloren geheim, als het lak en het hout der oude violen, dat klinkt als veel oude muziek... wanneer men haar niet verknoeit. Ik weet dat nog niet lang. Soms heb ik gedacht dat dit me geopenbaard was door de dood van Anny. En zeker heeft zij er haar deel aan. Maar het was meer een bewust-wording dan een vernieuwing; het was als een erfenis waarop je jaren gewacht hebt, die je plotseling toevalt en rijk maakt. Haar erfenis? Zou dat de verborgen zin zijn van sans appauvrir le mari? Ja, ik geloof 't. En 't verwondert mij niet. Eigenlijk ben ik met haar altijd op weg geweest naar die ontdekking. Maar zoo hardleers als ik was! Zoo traag en slecht van begrip! Hoeveel geduld heeft zij gehad! Pas toen ik mijn V symphonie begon drong 't tot me door; pas toen zij stierf werd 't mij duidelijk. Jammer, dat wij dit raadsel nimmer zullen kunnen ontcijferen, tenzij in 't hiernamaals. Want gelijk ik haar kende handelde zij volgens mij zonder eenigen twijfel planmatig en met overleg toen zij in 39 die ruil deed met Josquin. En dikwijls reeds heb ik mij afgevraagd: had zij 't recht het besluit te nemen tot dit offer zonder mij te raadplegen? Stellig zou ik 't geweigerd hebben. Al was ’t voor mijn geluk, had zij dat recht?? Stellig zou ik ’t geweigerd hebben! Zij nam het. Zij nam 't onherroepelijk. Nog op 15 Aug. 1944, drie weken voor haar dood, heb ik, een vijfden verjaardag herdenkend, haar gesmeekt terug te komen van een beslissing welke ik vermoedde, welke zij mij verborg. Zij heeft den ganschen middag (zij lag in bed) een antwoord ontweken. Het laatste wat zij me glimlachend zei dien dag, was: "Alles komt terecht." Zij nam het, haar recht. En zij wist, dat zij het nam voor mijn geluk.

Hoe ik bifurqueeren kan wanneer ik mij voor 't papier zet en laat gaan! Want dit wilde ik je heelemaal weer niet schrijven. Ik dacht daar strakjes toen ik over dat kopje koffie begon: ik houd van een glas wijn; maar ik kan er ook buiten. Ik ben weinig geneigd tot alcohol en andere dronkenschappen die je gewaarwordingen verdoezelen en de controle erover verminderen. Dat zijn allemaal surrogaten van die hoogere radiaties, van dat gewijdere vuur! En dan wou ik nog philosopheeren, liefste, ja philosopheeren! over "warm en lief"! Want knap is hij, ma douce!, die mij uitlegt, hoe 't kan, dat jij, die de menschen niet warm vinden, mij, over een afstand van 500 k.m. zoo warm en gloeiend vermag te maken met enkele woordjes schrift, en dikwijls zelfs schrifteloos, woordeloos! Toen J. hier was, die voor warmer geldt, en terwijl wij over onze ditjes en datjes praatten, herinnerde mijn daemon me oolijk aan wat je schreef: dat ik die weinig gebruikelijke taal even goed had kunnen spreken tot J.! En hij lachte je heimelijk uit. En zeg 't haar niet, bid ik je! Vrouwen immers, hooren dat nooit gaarne. Al het vrouwelijke en warme van J. ging langs me heen als de kou, en ik ken een paar marmeren beelden, in 't Louvre en in 't Luxembourg (ik bezoek ze zelden!) die mij warmer aandoen dan J.! Terwijl jij, koele! die ik in zeven jaar niet zag, van wie ik nog niet weet wat ik hopen mag, terwijl jij, koele en afwezige, mij door de ruimte slechts een gedachte hoeft te zenden, mij slechts enkele syllaben hoeft te teekenen, en ik voel je, en je roert me, alsof ik je in mijn armen heb, alsof ik je drink, alsof... wij samen op dien divan daar lagen. En meen niet dat ik je hiermee verzinsels debiteer. De duivel (zoo hij bestaat!) hale mij direct wanneer ik niet de stipte waarheid schrijf. Ik vind 't véél te interessant om zulke onbegrijpelijke, bijna boven-natuurlijke phenomenen objectief, zakelijk, onbetwistbaar, en tegelijkertijd verrukt, vervoerd, te mogen, te kunnen constateeren, observeeren in mijn eigen ziel en lichaam! Het phenomeen, liefste, zou nòg mooier, mirakelscher, memorabeler zijn wanneer jij, koele! door een gedachte van mij, een paar geteekende woorden van mij – over dien afstand heen – eveneens warm werd!

We kunnen nu gaan slapen. Ik heb mijn omhelzing van je gehad. En jij de mijne ook? Zorg voor je gezondheid. Je le veux! En slaap nu lekker, Fée Merveille.

Donderdag 10 Jan.

Liefste liefste,

Wij schreven elkaar denzelfden dag over onze mogelijke toekomst. Op dien avond toen ik zoo'n lust had me in contact met je te brengen en den volgenden morgen toen ik niet kon laten je te vertellen wat ”mijn binnenste" van je wenscht, van je wil.

Dat is wel treffend, vin-je niet?

Ik heb dus reeds "hardop gedacht". Je kent al mijn opinie. Het mannetje gaat naar het vrouwtje. En niet omgekeerd. Het vrouwtje roept, het mannetje luistert. Bij de glimwormen (zij heeten luciole in 't Fransch, lampyre – veel mooier) heeft alleen het mannetje vleugels, maar alleen het vrouwtje heeft haar lichtje om den verliefde te richten in den nacht! Wou je nog andere voorbeelden??!!

C'est donc tout décidé. Jij blijft in je doening. Jij blijft musicienne, en je wordt het zelfs hoe langer hoe meer. Een dorpje als L. is niets voor jou; vooral niet in den winter. Het zou misschien aardig zijn dit huis te houden voor den zomer; maar dat hangt af van mijn "positie", en van wat jij daarvoor voelt. Over één ding moet je niet meer aarzelen: om ons te vereenigen – als je dit geluk mij geven wilt – kom ik naar Holland; naar jouw licht. Op een of andere manier. Wij trouwen, – of wij trouwen niet... dat laat ik over aan jou. Je t'aime, tu m'aimes. Nous nous aimons. Als wij getrouwd zijn zullen wij voorloopig ieder ons eigen huis – ik een huisje – moeten bewonen. Jouw huis, de toute façon, zou te "rumoerig" voor mij zijn om er te werken. Ça aussi, c'est décidé. (Tenzij jij 't anders wilt...!) Ik, voor mij, heb niets tegen dat afzonderlijk leven. Voor jou is slapen met "een ander" 'n heksentoer. Kun je bij mij wonen, je eigen huis behoudend, daar studeerend, daar les-gevend, je zaken regelend, etc., dat zou me liever zijn natuurlijk. Maar dat hangt af van mijn "positie". Dat zijn allemaal "kleinigheden", gemakkelijk te schikken. Ik moet echter niet ver uit je buurt huizen. Geen tijd verliezen met reizen.

Dat kwam goed uit, je ontmoeting met Jany die waarschijnlijk juist mijn brief ontvangen had. Hij stuurde mij in Nov. een particulier gedicht waarin hij zéér toevallig een soortgelijke ervaring uitdrukte welke ik na Anny's dood ondervond met Anny. Hij had op die voor hem persoonlijke impressie gezinspeeld in den "condoleantie"-brief welken hij mij schreef, niets wetend van mijn eigen bevindingen. Ik, geïntrigeerd, had hem gevraagd: "Wat je me zegt is dat litteratuur of berust dat op eenige werkelijkheid?" Hij zond me toen dat gedicht met verklaringen. Maar ik had 't vijf weken laten liggen zonder 't te lezen.Ik was een beetje huiverig ervoor; mijn "daemon" wilde er niet aan; ik had ook geen tijd in die dagen zonder electriciteit; ik wachtte op een wenk van dien daemon! Tot hij me eindelijk aanspoorde Jany te antwoorden. (Brieven-schrijven is voor mij altijd een heele, enorm-bezwaarlijke onderneming geweest... dat zou je niet zeggen, hè?!)

Weet Jany, speurt hij iets "van ons"? Moi, je suis muet comme une carpe. Mag hij iets weten? Zeg me dat. Ik ben te intiem met hem om hem "dat" te willen, te kunnen laten hooren bij toeval, van "een vreemde"; dat zou niet vriendelijk zijn. Frank Onnen, die in Holland geweest is, berichtte mij dezer dagen dat 't hem "in de allerhoogste mate verwonderde" te vernemen dat ik van plan ben naar Holland terug te keeren en zelfs er mij te vestigen. Hij hoorde dat van Wouter Paap, die 't denkelijk heeft uit den koker van Engeljan. Mag Engeljan kletsen? Ik van mijn kant heb er niets op tegen. Maar Onnen doet me lachen. Anny kwam veel bij hen aan huis. Ik niet. Maar 't vorig jaar (wijl mijn dochter hier alléén was) had ik hem gevraagd (hij is notaris-zoon) om mijn aangelegenheden te behartigen, mijn executeur-testamentair te zijn voor 't geval ik onze planeet verliet. Ik begrijp dus zijn allerhoogste mate van verwondering!! Zij amuseert me. Maar dat "geklets" van Engeljan? Als jij 't goedkeurt... tant mieux! Zoo treden we langzaamaan in de realiteit. Houd me echter een beetje op de hoogte! Zoolang ik geen autorisatie van je heb blijf ik muet comme une carpe. Het zou wel grappig, leuk zijn wanneer "iedereen" wist dat Thea en Matthijs "iets aan 't handje hebben" – alvorens Matthijs dit de science sûre et certaine gelooven kan!

Voor dien overgang van onzen droom in onze realiteit die wij zullen maken als onzen droom, is geen haast. Ik laat "de dingen" betijen; d.w.z. ik wacht het effect, het resultaat van mijn verlangen en denken. Donald is bezig een "betrekking" te zoeken; hij heeft me nog een klein poosje noodig; wij zijn zéér goed met elkaar; ik kan op hem rekenen, en 't zou hem verheugen als ik op hem reken. Je lui ai montré ta photo découpée. Réflexions spontanées: "Comme elle est gaie – elle est bien – c'est une belle gaieté – ce n'est pas une gaieté factice – " – Tu vois, c'est un réaliste au jugement droit. – Ma fille fait en ce moment des neuvaines pour savoir du Bon Dieu si elle se fera Clarisse, oui ou non. Ces neuvaines finissent le 20 janv. Le saura-t-elle? – Je ne sais pas si je dois désirer qu'elle m'accompagne aux Pays-Bas. Evidemment elle pourrait s'occuper provisoirement de mon ménage. Mais je crois que j'aimerais mieux nous voir, toi et moi, seuls c.à.d. tout à fait libres. Quel est ton avis là-dessus? – Elle m'a demandé de te remercier pour ta carte. – Une de ses plaisanteries: Ce matin au petit déjeuner; je ne trouve pas ma tasse pour boire. Arrivent tes deux lettres. Je lui demande: "Qui a ma tasse?" Elle fait l'écho: Qui a Mattheys?!

Je twee brieven van 4 en 5 jan. zijn me zeer dierbaar. Ik begin je toon te hooren. Je warme toon. Dat is niet goed gezegd; maar ik heb geen tijd om 't juister te formuleeren.

Je vergist je niet wanneer je, in elk woord dat ik schrijf, je omhelsd voelt door je

Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA