MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451231a Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 31 december 1945

Oudejaar '45

Lieve Matthijs, wat ben ik blij dat ik op dien Maandagmorgen 14 dagen geleden dat idee kreeg van de kaarsjes; anders had je werkelijk kunnen denken dat ik jou wilde beetnemen, en ik weet niet of die gedachte je bekoord zou hebben! Idioot van die post om zoo te treuzelen. Ik had met de kaarsjes bof, want het was me pas Maandagochtend te binnen geschoten, niet Zondag toen Tilliard bij ons was, en ik wist al niet hoe ik haar bereiken moest omdat ik niet op de hoogte was van waar ze logeerde: maar ze had een schoenenzakje bij ons vergeten en dat kwam Sondaar halen – toen konden de kaarsjes meteen mee. Gelukkig maar dat je in zoo'n vertrouwende stemming bent.

Ik geloof dat je het over A.D. heelemaal bij het rechte eind hebt. De groote moeilijkheid is alleen dat het zoo erg onbewust bij Pappie was, het was een kwestie van bloed en van opvoeding, van gehechtheid aan zijn moeder; religieus leven had hij, geloof ik, niet, en daarom lijkt het gauw te veel als je spreekt van wierook, van altaar, van liturgie. Hij vond het Katholicisme voor onze Westersche beschaving het eenig waardevolle en mogelijke fundament. Het was een cultuurhistorische aangelegenheid als hij erover praatte (daarom heeft hij Moeder ook niet kunnen bekeeren, omdat hij in zulke gesprekken puur verstandelijk te werk ging). Als hij er niet over praatte, als hij alleen naar de stem van zijn bloed luisterde, wist hij wel dat het nog iets anders ook was, maar dat rekende hij dan onder de fataliteiten, die duister zijn. Bescheiden zijn er niet voor om dit te bewijzen. Maar als je alle paar honderd brieven gelezen hebt, die er van hem over zijn, distilleert zich wel zooiets. Ik heb er natuurlijk met Moeder ook veel over gepraat en later met H.E. "Behandelen" bestaat niet in ons boek – je weet dat het zichzelf schrijft, alleen door citaten; de lezer moet, aan de hand van onze keus, langzaamaan maar even wijs worden als wij. Van de copy, zooals die nu getikt wordt, kan ik je niets sturen, want die heb ik niet in huis, maar ik zal eens zoeken of ik iets geschikts kan vinden in mijn oude copy van jaren geleden, door mij in elkaar gezet zonder H.E., veel minder uitgebreid dan de nieuwe. Maar ik moet ook over het dirigeeren nog wat opzoeken – als de tijd maar rekbaar was – –

Bij verbetering van het muziekonderwijs heb je idealisme noodig, omdat het natuurlijk toch allemaal niet geeft en je daar niet aan denken moet, maar integendeel je verbeelden moet dat je ik weet niet wat allemaal tot stand zult brengen. Niets voor mij. Ik heb naar dat geval nog niet geïnformeerd; voor de krant heb ik een weeklang niets te doen en daardoor spreek ik dat soort lieden ook niet. Heb jij Sanders toch één stuk in de maand toegezegd of heb je het nu heelemaal afgewimpeld?

Nu je geen kaarsjes meer noodig hebt, weet ik niet wat ik J. voor je mee zal geven. Tabak heb ik niet en heb jij waarschijnlijk voldoende. Koffie hebben wij ook om zoo te zeggen niet. Van Pappie's muziek ben ik vergeten wat je nog niet had. Alors? Moet je nog meer bewijs hebben dat ik niet creatief, niet inventief ben? Had ik nu maar bij tijds gevraagd of er iets was, waar ik je plezier mee kon doen. J. gaat Donderdag. Ze wil het liefst bij nonnen en pension gaan, nu Maas G. niet geantwoord heeft. Adieu mon chéri, au revoir dans la nouvelle anneé

Ton O-Théa

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA