MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451210 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 10-11 december 1945

Louveciennes

10 dec. 1945

Maandag-avond

Lieve Thea,

Na herlezing van je vijf brieven.

Ik geloof dat we onze gevoelens maar hun beloop moeten laten. Er over redeneeren baat niets en helpt ons niet verder. Er is nog een ander middel om te weten of, en hoeveel, je van iemand houdt: Stel je zoo duidelijk mogelijk voor dat hij plotseling verdwijnt en dat je nimmermeer iets van hem hoort of ziet. Maar je hoeft 't niet te probeeren. Ik schik me gaarne in je onbeslistheid, want ik zei 't je reeds: wat zou je nog méér voor me kunnen doen, als je werkelijk van me hieldt? Ik heb die paar woordjes van je: "Je t'aime bien." Wanneer ik ze letterlijk mag opvatten wat zal ik dan op 't oogenblik verder verlangen? Ken je 't hoofd-thema van Claudel's Soulier de Satin? Een jonge vrouw, gehuwd, en wenschend zich naar een minnaar te begeven, legt, als zij op weg gaat, haar schoentje in de armen van een Maria-beeld, en, zich aldus hinkend makend, zich toevertrouwend aan haar hemelsche beschermster, bereikt haar doel niet. Dat speelt onder Spanjaarden uit den goeden, ouden tijd der autodafé's en der Inquisitie. En mijn rol getrouw blijvend van Don Quichotte, speel ik – mutatis mutandis – hetzelfde spelletje. Je t'aime passionnément et mon âme elle-même me pousse vers toi. Volgens alle menschelijke begrippen en codes is mijn liefde naar jou volkomen wettig en geoorloofd. Er is echter het woord dat ik gaf aan Anny. Geldt het, en hoe lang geldt het? Ik kan het niet weten. Maar ik gaf 't, en mij schijnt dat 't mij verplicht mij hinkend te maken op mijn weg naar jou. Ik wil daarmee zeggen: Hoewel mijn ziel en lichaam naar je roepen zal ik geen enkel initiatief nemen om je te bereiken. Maar aan elke uitnoodiging welke mij van buiten gewordt zal ik zooveel in mijn vermogen ligt gehoor verleenen. (Zooals die van Jany.) Zoolang ik hier ben zal ik onze toenadering niet bevorderen maar ook niet beletten. Ik onderwerp mijn zaak, onze zaak, aan dit Godsoordeel. Ik wacht af hoe 't uitvalt. Dat ik loyaler ben kan niemand van mij vergen. Ik smokkel niet, dunkt me, wanneer ik je zeg, dat jij van jouw kant vrij bent om te ondernemen wat je wilt, en dat ik graag je véél zou zien willen. Ik laat me echter over, ook aan jou. En ik ben buitengewoon nieuwsgierig naar de uitspraak in een godsoordeel waar mijn eenige patrones op aarde zich onbeslist verklaart, en waar ze mij, hoe lief zij ook is, beticht van overdrijving. Maar als ik overdrijven kon, liefste, dan hadt je allang een paar nieuwe litanieën, en van de meest flamboyante! Ik heb ze evenwel nooit gefabriceerd, en 't ligt niet in mijn macht om ze te fabriceeren. Als ik je zei dat sinds de menschen spreken en schrijven nimmer een man zich dieper uit de ziel en regelrechter tot zijn vrouw richtte, dan zei ik dat niet om wat ik uitdrukte, of om hoe ik mij uitdrukte, maar dan zei ik dat wegens een ongekend en bovenmatig gedruisch dat ik in mij waarnam, een woeling, een branding welke naar uitdrukking trachtte. Ik regelde dit zoo goed mogelijk met mijn verstand, en ik stelde mij b.v. tot taak, die lastig was, om het woordje "jij" dat in 't Hollandsch altijd leelijk geklonken heeft, te musicaliseeren, en het te sieren met de edelst denkbare, de aanminnigste sonoriteit. O sluwe vogel, je hebt dat bespeurd, en ten deele dus is 't me gelukt. Maar wat win ik daarmee wanneer je enkel als min of meer geslaagde litteratuur beschouwen en genieten wilt die spraak tot jou van mijn eigen ziel. Wilde ik er echter wel iets mee winnen? Nee, liefste, ik mag me niet bekladden. Ik wilde alleen vertolken wat daar bruischte, en als 't kon, jou even gelukkig stemmen. Slaap lekker nu. Je t'aime. En ik ben nog lang niet op reis naar Amsterdam.

11 Dec.

Gisteravond tweemaal onderbroken door den zwarten nacht. Haast ondoenlijk om je gedachten niet te laten derailleeren. Ik zal moeten staken je 's avonds te schrijven. Geen remedie. Een kaars kost 30 francs. Eén per dag ongeveer, dat zou 800 fr worden per maand. Tu te rends compte, avec mon budget!

Brieflooze dag. Jammer. Want al je vijf brieven eindigen voor mij met hetzelfde caricaturale, grijnzende vraagteeken. Ik begrijp niets meer van mijn élan naar je op vorigen Zaterdag, en gisteren nog. Al wat je me schrijft over Stadlen is me antipathiek. Gelijk je de scènes vertelt van dat telephoon-gesprek, het station, die vriendin, dat café, zijn vulgaire gefroisseerdheid tegenover je, en dat zinnetje Du hast mich nie geliebt, waarvoor ik hem in z'n gezicht geslagen zou hebben, lijkt hij mij een weinig-genereuze, ordinaire natuur, zooals er dertien in een dozijn gaan, zooals ik er honderden ontmoet heb, hij moge dan Klavier-speler zijn plus de rest. Het kwetst mij, het krenkt mij, me door jou op één lijn gesteld te zien met een dergelijk iemand, het pijnigt mij dat jij je koelhoofdig kunt afvragen of mij een ijzig bescheid van je had kunnen overkomen, want dat sluit de premisse in dat ik me even grof en modern tegenover je zou kunnen gedragen als hij. Zulke supposities wonden mij deerlijk. Ik vind ze èn jou onwaardig, èn mij. En dit heeft met jaloerschheid niets meer te maken. Doch met het moreele en intellectueele niveau dat ik van jou verwacht en dat ik van me zelf eisch. Het martelt mij in mijn intiemste gevoelens dat iemand tegenover een wezen als jij het affront durft hebben op liefde te zinspelen in tegenwoordigheid zijner "vriendin", en het wondt mij tegelijk dat jij zulke wansmakelijkheden zonder verontwaardiging duldt. Ik verfoei die honden-kennel-situaties. Ik heb er te veel gezien! Ik walg ervan. Allemaal wasch-lappen. Allemaal vodden. Om misselijk van te worden. Geen van al die gebochelde platvoeters is in staat tot een werkelijk sentiment, tot een menschelijk sentiment. Ik praat niet eens over een "groot" sentiment. Vuile, smerige harteloozen. Precies als hun muziek. En dit is geen absolutisme van me of exclusivisme. Maar eenvoudig besef van menschelijke waardigheid, intellectueele waardigheid. Afkeer, afschuw van hun vunzige, karakterlooze gemakzucht. Lauwen. Laffen. Wou jij je vergelijken met dat uitvaagsel, met die "halven"? Schaam je. Wou je mij vergelijken met die moderne, vieze, hersenlooze, rotte vadsigheid? Kom terug tot jezelf. Jij, die je verweten hebt niet heilig genoeg te zijn. Ik wil graag met je lachen, ik bedoel: samen met je lachen. Maar in een zuivere lucht. Niet in die pestilente mufheid. In mijn zomer-morgens als er dauw hangt over de spinraggen. Verwar me niet met het gepeupel. En laat me hard zijn. Zou mijn innerlijk dat mij twee maanden lang die Litanie aan Thea dicteerde zich bedrogen en mij bedrogen, bedot hebben? De veronderstelling is mij onaannemelijk. Ik stoot ze terug. Je bent zooals ik je aangeroepen heb. Letterlijk. Je bent zooals ik je nu nog aanroep.

Dat optimistisch élan naar je van de vorige dagen is misschien verklaarbaar uit brieven van je die onderweg zijn. Ik redeneer dezen ochtend wellicht op verouderde en niet meer geldige, incomplete gegevens. Dit is best mogelijk. Trek er slechts één conclusie uit: dat mijn hart naar je schreeuwt. Vergiste het zich toen het van je begon te houden, zooals het van je houdt, zooals het je ziet en voelt? Neen! Onmogelijk.

Heb geen verdriet; heb geen zorgen; (ik zal je nimmer storen in je doening.) De afstand telt niet als ik ben dien je zoekt, als jij bent gelijk je verlangt

je Matthijs

's middags

Ik vind 't verschrikkelijk je zoo'n brief te sturen. Vergeef het me. Eigenlijk weet ik geen weg meer. Overal stuit ik op misverstand. Zeker is dat "il y a des accommodements avec le ciel" niets voor een absolutist. Maar 't sloeg op menschen die doen als J. De menschen der compromissen. Ik heb daar niets mee te maken. Ook je zin over het muisje dat je niet zonder het te waarschuwen zijn ongeluk tegemoet liet loopen, deed me weer geweldig pijn. Ik loop dus sinds 17 Sept. mijn ongeluk tegemoet? – Ik wil nog geen enkele conclusie trekken. Ik zal je volgende brieven afwachten.

Wat ik je gisteravond schreef is onsamenhangend. Mijn grond-gedachte was: Als je maar de zekerheid had dat ik je niet in je doening kom storen zou je me waarschijnlijk ongedwongen hebben kunnen beminnen. En al die muizen-vallen waren onnoodig. Vandaar die Soulier de Satin, en dat stupide "ik zal doen wat ik kan om je niet te bereiken."

Wat ik van ochtend zei is hard. Vergeef het me. Het is volgens je eigen ziel, gelijk je haar beschrijft in 1938; je eigen ziel die je deed huilen bij die brieven; het is ook volgens mijn ziel waarvan ik de consequenties moet aanvaarden, en die niet zwijgen wou. Het is alleen hard omdat 't niet zacht kan zijn. – Het ergste voor me is dat ik altijd oprecht geweest ben. Ik weet den weg niet meer. Nog één keer: Wees genadig je Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA