MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451201 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 1 december 1945

Louveciennes

1 Dec. 1945

Lieve Thea,

Als ik den weg niet ken,

wijs me hem dan;

als ik ontrouwig dwalende ben,

zeg het mij dan!

Dat is alles.

De Advent begint. En alles wat gisteravond wou komen had een grondtoon van twijfel en smeeken! Het ingeboren bloed? Twee uren in 't donker verwijld. Kon je niet schrijven. Ik herinnerde mij den Rorate coeli. Ik zong toen, eertijds, consolamini en hoe biddender, vuriger ik zong consolamini hoe verder ik mij verwijderd voelde van elken troost! Ik was toen 12, 13 jaar en dan kruipt men niet meer onder een tafel. Misschien ben ik ook nog een tikje moe van Maandag-avond. Of juister: verschrokken. Ik moet zulke dingen niet meer doen. Ze zijn te moeilijk. Er staat te veel op 't spel, want ik ben absolutistisch. Nimmer zou ik 't me vergeven hebben, wanneer 't mislukt was. Dat doet me schrikken, ook al is 't gelukt. Toch ben ik blij je dien brief kalm te hebben kunnen schrijven. Maar ik blijf met de gewaarwording van ontsnapt te zijn, op 't nippertje, aan een angstwekkend gevaar, Zonderlinge psychologie: ik moest me verrukt voelen, en ik twijfel.

Vanmorgen je brieven van 25-26. Ik had geen ongelijk je te noemen mijn dappere, mijn onversaagde! Dat blijkt duidelijk uit je beide dagroosters. Alles wat ik je zeg is letterlijk op te vatten. Geen greintje beeldspraak. Elke uitdrukking is in haar striktsten zin verantwoordbaar. Ik sta daar op. Het wordt zoo gemakkelijk te schrijven, te redigeeren, te poëtiseeren wanneer men de consequenties der woorden uit het oog verliest of van zich afschuift! Met je vergelijking Don Quichotte zou ik het eens kunnen zijn, als daar niet Dulcinea was, die een te alledaagsche, te onredelijke, te geforceerde Illusie is. Jij hebt daar niets van, (je zoudt hoogstens – en dat valt nog te bezien – Illusie kunnen blijken op een veel verhevener en tegelijk redelijker plan) dus moet ik je vergelijking van de hand wijzen. Ook over je parallel met het Italienisches Liederbuch ben ik het oneens, want als ik me goed herinner (ik heb ze niet hier) is er een aardige dosis conventionnalisme in die gedichten, en de voornaamste zwarigheid, als je lyrisch over de liefde wilt praten, is het vermijden van termen en beelden welke sinds twintig eeuwen in zwang zijn. Daarom praten de moderne dichters (de groote!) zoo zelden over liefde. De opgave is "technisch" bijna onuitvoerbaar: De directe zegging, en de exacte, gelijkluidende zegging, van wat daar in je woelt. Ik beweer niet dat ik erin geslaagd ben. Dat zou te mooi zijn. Maar ik heb 't geprobeerd. Je ziet: ik compliceer weer, en van een paar woorden van je maak ik een heele tralala, de stof voor een artikeltje!

Ondanks je uitlegging heeft "geval-S" nog iets voor me dat me pijnlijk schuurt. Vergeef me dit. Er komt stellig een aasje jaloerschheid bij, zelfs een aas, als ik goed kijk. Maar die scheuten van pijn (in den grond scheuten van twijfel) komen ook nog van elders. Als hij je Schubert speelde, en bij wijlen perfect speelde, was het onmogelijk dat hij niet met de "zielsuitingen", met Schubert-zelf en met Schuberts liefde identiek werd. Er was dus magie. En buiten kijf heb je innigheid van S. gekregen, heeft hij aan jou innigheid trachten mee te deelen. Maar je hebt ze niet gewild. Hij zat daar aan je piano en speelde Schubert. Ik zit daar boven in mijn boom en poog je iets te spelen van mezelf. Nu kun je wel beweren dat mijn teederheid "onzinnig verschillend is" van de zijne, doch dat verandert misschien niets aan het eind-resultaat. Het kan heel goed gebeuren, als ik een stuk onderweg ben, dat je mij halt gebiedt met een andere formule dan je anti-semietisme voor hem. De hypothese van "vriendelijk-wreed" – teederlijk-wreed – en de suggestie van die muis blijft voor mij dus nog aannemelijk, met al de gevolgen daarvan voor mij, car moi, je marche à fond. In den eersten brief waarin je over S. sprak bevond zich ten overvloede het verraderlijke zinnetje: "hij heeft een vriendin in Londen, maar die heeft niet veel te beteekenen." Chacun de ces mots donne pour moi un son cruel; même sans pitié... voor die impitoyable vriendin. Als ik dit verkeerd zie en voel ligt 't vermoedelijk hieraan dat ik me van je liefde (voor mij) nog geen vaste en betrouwbare voorstelling kan vormen of durf vormen. Ik schijn je misschien ondankbaar. Dat is het niet. Ik weet wel dat je lief bent. Ik zie 't wel aan dien stapel brieven van je op mijn tafel. Zij zijn elken avond mijn dageraad. Maar ik kan altijd nog duchten dat die onwaardeerbare liefheid van je gebaseerd is op medelijden, op een zekere onbeslistheid, op een zekere speelschheid (wat jij "neiging tot frivoliteit" noemt) want tot nu toe vernam ik slechts vaag, twijfelachtig, onbestemd, den klank van je hart, in 't Fransch un cri du cœur. Cri is een beetje sterk. Ik zou al tevreden zijn met un son. Want zelfs je teedere brief van 21 Nov. kan gebaseerd zijn op meedoogen. En dat wil ik wel. Maar dat correspondeert niet.

Nog enkele antwoorden op je vragen: ik ben altijd gesloten geweest. Dat ik open ben voor jou, dat je in mij rond kunt scharrelen naar hartelust, heeft mijnerzijds met leeftijd niets te maken; ik zou 't niemand anders permitteeren. – Alles wat ik zei, ook betreffende Anny, is op te vatten à la lettre. – E. en A. zagen elkaar in den eersten tijd van mijn huwelijk. – A. was tevreden dat ik mijn baantje aan de Telegraaf opgaf; zij zag daarin geen verband met E., hoogstens zeer zijdelings; A.'s voornaamste wensch was mij muziek te zien maken. – Het loonslavenwerk van M. (van 1926 – tot 1939) was geen direct gevolg van het geval met E. Doch niettemin kan 't boete geweest zijn van M. voor 't geval E. – Van A. ontving M. niet gratis alles. Dat was maar beter ook. Maar gratis geven en gratis ontvangen – op dit gebied – blijft de hoogste wensch en 't grootste geluk. Voor M. tenminste. Want verwerven lijkt hem zoo gemakkelijk; d.w.z. veel gemakkelijker dan gratis krijgen! – M. moest Thea fee noemen; niets aan te doen; er was geen andere naam.

Vertel jij me nu eens wat je bezwaart en verdriet in het geval Joanna. Ik begrijp daar niets van. Tenzij ik me op 't standpunt der tien geboden plaats. Of op mijn eigen standpunt. Maar de tien geboden zijn interpreteerbaar: il y a des accommodements avec le ciel! En mijn eigen standpunt is louter persoonlijk, voor eigen gebruik, heeft met de menschen niets uitstaande – behalve met jou. Dus maak me dat begrijpelijk, en laat me je verdriet wegredeneeren, als 't kan!

Dezer dagen moet ik je nog onderhouden over den Man Job dien je ten berde bracht als voorbeeld van boete zonder schuld. Je kon niet klassieker en niet slechter kiezen. Heb je 't boek Job wel eens gelezen? Ik durf wedden van niet. Doch daarover als we samen niets meer te doen, niets meer te praten, te overleggen hebben.

Laat mij je voeten zoenen en wees niet verwonderd over, noch boos op je

Matthijs

Ook de Nieuwe Gids en andere drukwerken ontvangen. Merci. Ik zal wel enkele dagen noodig hebben voor lezing. Het boekie dwarsboomt me. We krijgen elken dag minder elektriciteit, en steeds even grillig. Als een valluik. Een kaars, een olie-lamp gingen langzaam uit. Dat zag je aankomen. Maar nu! Echt beulswerk! Het boekie vordert niettemin. Heb je ooit geweten dat de Pythagorici het meest grandioos-simpele, het meest-ingewikkelde, en het minst-gefantaseerde getallen-systeem geconstrueerd hebben op de muziek? Ik niet. Slechts uit de verte. – Een kruis op je voorhoofd, lippen en oogen...

je brief van 21 Nov. harmonieerde met den mijnen van dien dag (over je zachte aankijken) Ik meen die harmonie in onze gedachtewisselingen al meer bespeurd te hebben. Nog een zoen op je knieën!

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA