MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451129 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 29-30 november 1945

29 Nov. '45

Lieve Matthijs, je brief van Zat.-Maand. heeft vlug gereisd; dat is reuze gezellig, want nu had ik ook op Donderd., wat anders meestal een saaie dag is, een blauwe brief. En wat voor een! O Matthijs, hoe moet ik dat toch terugdoen? dat kan ik niet. Hoe moet het toch gaan met ons? Ik kan nu wel zeggen: het is zoover nog niet, maar ondertusschen rolt het toch maar door. – – Het is niet waar dat je idiootheid bewerkte wat je lyriek niet vermocht, vast niet, ik ben al honderd maal in je armen geweest voor mijn gevoel. De cursus over de voeten is mooi (langgerekt uitspreken). Eigenlijk wist ik dat ook wel, maar het is plezierig om het zoo mooi te hooren uiteenzetten. Zeer heiligschennend heb ik gedacht aan de noodzaak om van deze dingen een ceremonie te maken onderwijl dat een meneer in den trein me met zijn knie niet met rust liet. (ik bedoel met heiligschennend: ik had met dat knieën-gedoe geen gedachte aan een hoogere ceremonie mogen verbinden eigenlijk) Het was n.l. zoo: ik had me uit fatsoen en omdat jij het misschien zou willen, teruggetrokken zooveel ik kon, maar er was in de stampvolheid nergens plaats en die eene c.M. die ik week kon de meneer me wel volgen. Hij kwam dus van tijd tot tijd aangezet en dan verdween hij weer. En dat vond ik toen zoo komiek om te constateeren, dat zelfs zoo'n allerprimitiefst spel nog regels kent van cresc.en decresc. Daar zit nog beheersching in. Zouden de dieren dat ook kennen? Waarschijnlijk wel, dat is inhaerent aan het instinct en niet aan het verstand, zou 't niet? Want ik zou niet weten waarin zoo'n beenengedoe verschilt van wat de dieren uitspoken. Vind jij nu, dat ik me "aangerand" moest voelen? Dat vroeg ik me onderwijl af. Ik vind het lastig om te mèrken dat ik een been heb, maar voor het overige vind ik het dood-begrijpelijk dat zoo'n man, als hij staan moet en hij heeft het koud, zich een afleidinkje verschaft. Het kan natuurlijk wel zijn dat het komt doordat ik niet "getrouwd" ben, dat ik er zoo over denk.

Je litanie deed me denken aan een brief van je van van den zomer, waarin stond: "dan zou ik je mijn eigen hart moeten zenden en kan dat onder levenden?". Als ik nu je eigen hart word, hoef je niet eens een pakje te maken! Soms denk ik wel eens – nu ook weer à propos van "en elken dag meer" – : als het morgen altijd mooier is, hoe kan dan vandaag gelijk zijn aan gisteren?! Ben ik een goede scholastica, kan ik met St. Thomas gaan redekavelen? Dat de Kerk met den tijd altijd mee-geëvolueerd is, weet ik. Maar ik zou mijzelf nooit het recht willen toekennen, zeker niet als het ten eigen bate was, vooruit te loopen op de mee-evolueering. Dat doen sommige heiligen, en Goddank maar dat ze dat doen, want anders kreeg je een dooie boel, maar dat zijn dan ook heiligen. Ik vind ook (zooiets staat in je verhandeling), dat de mensch de wetten mag overtreden, maar alleen op voorwaarde dat hij er iets positiefs tegenover stelt. Hij mag het niet zoomaar eens doen: lekker, dat telt niet voor mij. Dit is een eindeloos onderwerp, dat per brief zoomaar niet ineens behandeld kan worden. Je bezwaren tegen zooveel wat er gebeurt in de leiding van de Kerk (als politieke macht) deel ik natuurlijk. Maar met de hoofdzaak heeft dat eigenlijk niets te maken. Dat ik dit aanraakte, tusschen het gekeuvel door, kwam doordat ik vond het niet voorbij te mogen laten gaan, terwijl ik anderzijds het moment nog niet gekomen achtte om erover te beginnen. Ik heb er al deze maanden niet over gedacht, ik bid altijd voor je terugkeer en ben eigenlijk vol vertrouwen ten opzichte daarvan. Je spreekt nooit over Christus – is dat toeval?

Vrijdag.

Ik kan niet verder doorgaan, Reeser komt zoo dadelijk (jouw onwetenschappelijke beweringen? ja, daarvoor zou ik je boekies beter gelezen moeten hebben, er zal vast wel wat in staan dat in de groote handboeken andersom staat, denk je niet?) Gisterenavond ben ik nog even naar het Gebouw gegaan om een lied van Pijper te hooren, met orkest, 1e uitv., een Hymne voor bas. Maar stom genoeg ben ik te laat gekomen, het was voor de pauze en ik dacht erna. Naar ik hoorde was het orkest veel te hard, zoodat de zanger niet te hooren was. Het zou me geïnteresseerd hebben te weten wat Pijper nu maakt.

Reeser had een Kl. uittr. bij zich en heeft het doorgespeeld. Er leek me wel wat moois in te zitten, maar gek genoeg doet het erg aan Strauss denken, het hoofdmotief is een regelrecht Strauss-motief.

Je hebt gelijk dat "liefste" een superlatief is. Daarom zei ik ook dat ik het me had laten ontvallen, want toen ik schreef "Dag liefste" was het meer als iets liefs bedoeld – het kwam zoo vanzelf – dan als die superlatief. Later viel me te binnen, dat je het tegen Anny ook gezegd moet hebben, het is een niet te vermijden woord, dunkt me. En ik vroeg me af of dat geen bezwaar was, want zoo'n woord verliest zijn oorspronkelijke neutraliteit (zal ik maar zeggen) en krijgt een physiognomie, is 't niet? "Enfin, we zijn nu eenmaal zoo ver!"

Lieve Matthijs, ik heb je nog geen belofte gedaan, wacht je daar eigenlijk op? Ik vind dat zóó vreeselijk moeilijk – ik kàn me geen ander leven voorstellen dan dit met Joanna en alle dingen om me heen die me dierbaar zijn – Een echte oude bachelor ben ik.

De pianostemmer is bezig, Bertus kwam, en nu een man met aanmaakhout – er is geen oogenblik rust, ik zeg je dus vaarwel.

Prettig van Jany.

Hoe gaat het ook weer verder in de Bilitis: ma bouche sur ta bouche, liés pour tourjours ainsi?

je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA