MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451118 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 18-19 november 1945

Louveciennes

18 nov. 1945

Zondagavond

Lieve Thea,

tegen die sluipende ontmoediging, tegen zooveel dat schijnt te dienen tot niets, .. mijn moed, mijn kracht.

Het wordt tijd dat je nog eens komt. Want weet je niet, sluwerd, hoe 't gaat bij de vogels? Boven in een boom zit 't vrouwtje. Boven in een anderen boom, of op een anderen tak zit het mannetje; en zingt zijn litanie. Zingend luistert hij of het vrouwtje hoort. En soms meent hij te hooren dat zij luistert. Hij verstaat iets als liefste. Heel vluchtig. Met niet meer toon dan wanneer zij verstrooid naar een wurmpje pikt in den bast. Maar zijn hart draait ervan om; het zwijmelt. Hij wipt een takje dichter bij met zijn serenade en door de litanie heen weeft hij dat liefste, luisterend of zij hoort. Hoe gaarne zou hij haar hooren luisteren! Dat geeft hem nieuwe noten voor zijn melodie. Misschien straks; misschien morgen. Allicht ooit. Misschien nooit. Hij zingt en luistert tot hij weer hoort. Zoo gaat 't bij de vogels.

Begreep je niet waarom dat verhaal van die muis eindigde met "wees genadig voor je M.?" Ik ook niet heel goed. Ik vergat echter niet dat ik 't schreef. Als mijn slecht geheugen me geen parten speelt was 't dezelfde dag (5 nov.) dat jij me zei: "Hoe zeer ik ook met je vervuld ben het kost me toch niets geen moeite om een avond op een ander verliefd te zijn." Zou er in mijn onderste gedachte iets van het idee gezworven hebben dat ik die muis kon zijn? Best mogelijk. Ik denk zelfs van ja. Heel ver en diep in me. Ik ken dat idee. Het is verbazend oud in me. En zoo vriendelijk wreed. Het laat me zoo duidelijk merken dat er nergens toeverlaat bestaat, nergens dan in mijn arme zelf. Je vroeg me nog: "Heb jij dat niet?" Neen, ik heb dat niet, en al was ik geen kluizenaar, ik zou dat niet hebben. Zou ik het kunnen wenschen te hebben? Neen; veel liever nog deze vergeefsche verwachting. Als men daarin iets vindt, soms, dan is 't tenminste de moeite (de marteling) waard. Wanneer ik eraan denk, hoe dikwijls als kind ik smeekend gebeden heb in mijn nood, in mijn verlatenheid, en hoe vruchteloos.

Wat denk je eigenlijk van Boult als dirigent? Ik heb hem sinds ruim een jaar niet gehoord. Tijdens den oorlog verraste zijn algemeen rythme mij dikwijls als een der levendste welke ik van een kapelmeester verwachten kon. Wat is je opinie over Benjamin Britten? Voor mij is hij een uitstekend technicus, veel muzikaler dan een dozijn modernelingen te zamen, maar te comfortabel geïnstalleerd in de gevoelssfeer, en geen autochtoon. Messiaen desillusioneert mij hoe langer hoe erger. Geen aasje ware persoonlijkheid. Ook Chostakowitz [lees: Sjostakovitsj] is in den grond een academicus. Sanders heeft mij geschreven dat het Parool slechts één artikel per maand kan gebruiken en vraagt mij om bijdragen voor het tijdschrift dat hij redigeert met Pijper. Wouter Paap vraagt mij medewerking voor het zijne. Dat zegt me allemaal niets. Waarover, over wien in 's hemels naam zou ik moeten schrijven? Er is niemand meer. Niets dan pygmeeën. Ik heb niet den minsten trek om er mij mee bezig te houden.

Hoe jammer dat het me deze lente en dezen zomer niet gelukt is onze planeet te verlaten. Ik heb 't meer dan twintig maal geprobeerd, en met grooten ernst, dat verzeker ik je. En zeg niet dat dit in contradictie is met mijn theorieën; het is ermee in overeenstemming. Ik kwam van verre toen je me riept. En hoe gelukkig was ik mijn litanie verzinnend. Rijg ze op een keer eens aaneen. Je zult 't zien.

Vanaf dezen morgen vroeg ben ik "toute chose". Wat mankeer ik! Vanmiddag, om me te verzetten, heb ik ongeveer twee duizend kilo hout versjouwd en met blokken van gemiddeld 30 kilo in mijn armen, driemaal de hoogte van den Eiffel-toren beklommen en gedaald. Het heeft niet geholpen. De zon was blauw. Prachtig. Maar 't heeft niet geholpen.

Ik herinner me nu waarom Josquin me dien naam gaf. Hij had als speelgoed een teddy waar hij dol op was. Hij sprak toen nog Hollandsch en noemde hem zijn kleine Beer. In diezelfde regioon van zijn hart was ik de groote Beer. Eén wezen tenminste heb ik altijd gelukkig kunnen maken: hem.

De electriciteit liet me vanavond met rust; het is Zondag!

Slaap lekker, liefste.

19 Nov.

Ik ben nog in dezelfde "stemming" als gisteren, ondanks je brieven van 14 en 15. Wat moet ik in zulke omstandigheden doen tegenover jou? Mij laten gaan? of reageeren? Men kan alles beheerschen. Maar ik kan niets annuleeren. Reageeren wordt dus fingeeren, een rol spelen. Maar reageeren is "viriel". (Stupide dit woord: alsof vrouwen niet dapper kunnen zijn. Soms heb ik de sensatie dat heel de menschelijke uitdrukkingswijze gereviseerd moet worden; er is waarlijk te veel ten naasten bij, onwaarachtigs, leugenachtigs in de terminologie.) Reageeren echter kan ook schadelijk zijn. Voor mij in ieder geval, die soms gedrongen ben om enkele innerlijke gewaarwordingen om te zetten in muziek. Wanneer ik alles smoor wat heb ik dan nog om te zetten? Men kan die opwellingen niet filtreeren. De eene smoren b.v. en de anderen doorlaten. Men zou zich dan in zijn macht moeten hebben als een machine. Onmogelijk. Zonder garantie. Voor mij is dat steeds een geweldig dilemma geweest. Wat te doen? Ken je dat gevoel van zonder eenige aanleiding troost noodig te hebben, een onmetelijken troost, en tegelijk met zekerheid te weten dat er niemand bestaat die je hem zal geven? Ik ontmoette nog geen menschen die me in een zoodanig geval schenen te verkeeren. Wel dieren. Een paard b.v. in de wei: dat je aankijkt alsof het zeggen wil: "toe, strijk me even over mijn hals; ik ben zoo alleen." Je kunt zoo'n toestand niet voor "ziek" verklaren, dunkt me, want het sujet is "gezond als dat paard". Dit is het vervelende van psychiaters. Zij redeneeren altijd op klaarblijkelijke ziektegevallen. Eenzijdig. De gezonde natuur is minstens zoo gecompliceerd als de zieke natuur, en minstens zoo geheimzinnig.

Heb je er wel eens over nagedacht wat smart eigenlijk is? Niet lichaamssmart. Doch de andere. Ik kan daar niet achter komen. Zij schijnt mij een autonoom, geheel onafhankelijk bestaan te leiden. Niet in 't vleesch, niet in de zenuwen. Maar ergens anders, en ik weet niet waar. Ik kan haar niet situeeren. Mijn reactie b.v. op de dood van Josquin. Dikwijls denk ik: zij is geheel uitgewerkt. Ik kijk zakelijk in me zelf rond en bespeur niets meer. Ik zeg me zelfs: "je hebt je maar wat ingebeeld; 't was zoo erg niet." Ik heb dat wel zoo graag. Maar plotseling, om de nietigste redenen, is het me alsof ik per ongeluk mijn hand heb gelegd op een electrischen draad. Er vliegen scheuten door me gelijk je kunt hebben wanneer je gaat inslapen en je wordt door 't een of ander weer wakker. Maar veel vlijmender, veel pijnlijker. Zij zetten mijn heele zenuw-mechaniek onderste boven. Ik kan mij dat niet verklaren. Als 't Anny nog was; goed. Maar ik sta volstrekt objectief tegenover Josquin. Ik moet daaruit concludeeren dat die reactie, d.w.z. die smart, ergens in me zelfstandig, oncontroleerbaar voortleeft, en dat ze eigenlijk, zoo iets als de "inspiratie", voortdurend op een gelegenheid zit te wachten, of zich zit op te hoopen, om uit te breken. Doch ik kan die "smart" niet analyseeren, zelfs niet definieeren. Ze heeft absoluut niets te maken met het lichaam. De dieren kennen haar niet. Zij zou als bewijs kunnen gelden voor het bestaan der ziel. Kun jij me daarin raad schaffen?

Van tijd tot tijd denk ik: een mirakel dat ik, gelijk ik ben, zoo schappelijk door dat hostiele leven rolde. Ik bedoel: tusschen menschen, die mij ongunstig moeten zijn. (Maar dit is ook al niet nauwkeurig.)

Wanneer je steigeren wilt moet je 't doen met ei, volgens Van Dale.

Over je verdeeling der menschheid in gebarigheid en gebaarloosheid moet ik eens nadenken. Is er niet een derde categorie: die van het gebaarloos gebaar?

Nog geen impuls. Vind mijn situatie hopeloos. Sans issue. Maar dat is ze altijd geweest.

Het is mijn autocratische ik dat zich nooit voor geld wil interesseeren. Mijn redeneerende ik keurt dat af.

Het spreekt vanzelf dat dit satrapische ik geur-gewaarwordingen op dezelfde manier apprecieert als de tactiele gewaarwordingen; dus dat 't zoo goed als alle menschen vindt "stinken".

Ik begrijp je "temperament" nog niet goed. Het lijkt me niet- of weinig-ascetisch. Maar de voorstelling van het andere, het positieve, blijft me ontsnappen. Zou je in mijn armen moeten voelen.

Welke kunnen de "beweringen" zijn welke Reeser bij me wetenschappelijk onhoudbaar acht?

Of Thea creatief is valt nog te bezien. Niet afkammen. Alle mogelijkheden openlaten.

Aan het artikel van je moeder heb ik slechts twee of drie woorden behoeven te veranderen. En dan alleen maar eigenlijk om er eenig deel aan te hebben. Zij vertaalde voor mij ook in 't Fransch het sonnet van Rupert Brooke "The Soldier", onder den pseudoniem Fr. Rivière, eveneens gepubliceerd in de Nieuwe Amsterdammer. D. wist niets daarvan. Het zou hem zeer verbaasd hebben dat E. dat kon, zei E. me. Je moeder was buitengewoon begaafd. Er had tienmaal, honderdmaal méér uit gehaald kunnen worden, dan eruit gehaald is. Het spijt, het verdriet me altijd iets te zien verknoeien, niet te zien gedijen. Mijn liefde was op basis van bewondering. Hoe ik dat wist? Dat weet ikzelf niet. Maar ik zag juist.

De lucht is verrukkend. Dat blauwe stralende licht. Alsof ik het azuur zoo grijpen kan met de handen. O jij! O Thea.

je Matthijs

De vleugel is van mij. Het hout heb ik betaald uit de reserve waaraan mijn redeneerende ik zich zelfzuchtig vastklampt. Zij slinkt. Alles wordt schandalig duur. Hoe vindt je dat Soerabaya brandt? Nog een uitweg voor me afgesneden. Ik had daar crediet, vertrouwen.

Er is leelijks en moois in Van Gogh. Wat denk je b.v. van zijn Zonnebloemen? Hij lijkt me een half-broer wegens datzelfde toomelooze vuur, wegens de roekeloosheid tegenover een doel dat altijd het hoogste is.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA