MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451027b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 27-29 oktober 1945

27 Oct. '45

Lieve Matthijs, de Franciscae meae laudes heb ik zooeven opgezocht – het is heelemaal in dien stijl van de Kerkhymnen gemaakt, wel grappig. Ik kan het lang niet heelemaal begrijpen; ik ken namelijk geen Latijn, vervelend genoeg, ik weet niet meer dan wat je zoo van het Kerklatijn opsnapt. Pappie is begonnen ons Latijn te leeren toen we heel klein waren, op Zondagochtenden, maar we hebben het niet volgehouden en het was ook voor mij nogal rampzalig, want ik was 7 of 8 en had nog geen Fransch geleerd, zoodat ik zelfs dat aanknoopingspunt moest missen. Voor J., die 2 jaar ouder was, ging het net. Later heb ik het mezelf nog eens willen leeren, maar daar heb ik toch ook de noodige energie niet voor gehad.

We zijn vanavond naar een avond Fransche chansons geweest en nu zijn J. en Engeljan naar de Kring; dat is een artistenkroeg, die net weer geopend is. J. had er, geloof ik, zin in om weer eens een beetje wereldsch te zijn na al die jaren van saaiïgheid. Ik ben blij dat ik niet mee hoefde, want het valt toch altijd tegen, vind ik; de menschen zijn niet leuk genoeg en dan wordt het zoo gauw geforceerd. Alleen van Duinkerken is werkelijk bijzonder en ook echt geestig. Als die er is, mis ik wat. Maar ik ben heel tevreden me nog wat met mijn woestijnheilige te kunnen onderhouden, dien ik toch eigenlijk weer eens bedanken moet voor den stroom van warmte, welke hij naar mij heenzendt – Ik vind het altijd zoo gek dat een mensch zoo onredelijk is als hij in het liefhebbersschuitje zit; als ik eens bedenk wat je eigenlijk allemaal in me afkeurt: ik gebruik leelijke woorden, ik heb schuldgevoelens, die ik niet hebben mag, ik kam mezelf af, ik spreek van "den ouden dag", ik vergelijk mezelf met Pappie waar het niet mag, ik veroorloof Engeljan het "matthijsen" – zoo ga je maar door, en toch helpt het allemaal niets! Ik geef koude en warme douches, die geen van beide gewenscht zijn! Wat is het dan eigenlijk dat je lokt? Ik zou niet graag onder woorden willen brengen wat mij in jou lokt – dat is ontzettend moeilijk. Zou ik ook van je houden als jij niet van mij hield? Tot hoever gaat bij een vrouw het meegesleept-zijn door de liefde van den man? Misschien zou ik toch, als ik me er moeite voor gaf, wel kunnen bedenken wat voor mij het genot was van onze vriendschap. Maar dan kom je op de vraag: was het niet het element van de liefde, dat verweg ergens aanwezig was, dat er die straling aan gaf? Waardoor denk je ging het zoo goed tusschen ons op dien middag van 2-7 in April '39? Dat ik er na zoo lange jaren weer was, dat ik het kind was van Pappie en Moeder moet je al bij voorbaat week gemaakt hebben, zou het niet? Opvallend was het toen, dat Anny, die veel meer sprak dan jij, zooveel naar Moeder vroeg. Weet je dat nog? Zij had op weg van het station naar huis al allerlei vragen over Moeder gesteld en toen wij op je kamer zaten, ging zij er nog mee door, of zij kwam er later weer op terug, dat weet ik niet meer. Veel herinner ik me niet van waarover wij het hadden, maar de stemming moet vertrouwelijk geweest zijn, anders had ik niet dadelijk toen Beste Mijnh. V. geschreven, wat toch geen gebruikelijke vorm is bij zoo'n groot leeftijdsverschil.

Ik ben weer eens aan het leuteren, ik moet naar bed. Het Parool zou ik haast niet denken dat op je voorstel in zal gaan. Het is namelijk nog maar een heel klein krantje (net als alle andere), er is nergens plaatsruimte voor; ik moet stukjes schrijven van een half blocnote-vel lengte en dan worden ze soms nog niet eens geplaatst. Het zal dus mooi zijn als ze eens in de maand een kort artikel van je opnemen en daar kunnen ze geen f 3000,- voor uittrekken. Ik vermoed dus dat je Pom toch zult moeten schrijven.

Is het wel waar dat je jouw beslissingen zou laten varen voor "den minsten wenk" van mij? Zou je niet zeggen dat mijn gedachte "de slechtste is die ik hebben kan en die ik met energie van me af moet zetten"? Is dat zinnetje over dien wenk niet bìjna litteratuur?

Gek dat ik me die situatie van het station niet meer kan voorstellen: loopt de weg dan met zoo'n bocht, dat je vanaf jouw raam daarop kijkt?

Schrijf je ook eens zoo lang en leuterig? Goede nacht.

28 Oct.

Moet ik eigenlijk nog zeggen dat een verbond dat voor de Kerk geen verbond is voor mij niet in aanmerking komt? Het is zoo'n werk om dat allemaal te gaan schrijven. Doordat J. het gedaan heeft, haar "huwelijk" met Engeljan gecombineerd heeft met het vasthouden aan de praktijk van de Kerk, heb ik het probleem voortdurend onder mijn neus gehad en heb ik er dus veel over moeten nadenken. Ik heb gezien dat het een enorme inspanning gekost heeft en niet tot een bevredigend resultaat, naar mijn idee, geleid heeft. (Ik spreek in den verleden tijd, omdat bij hen het hoogtepunt wel voorbij schijnt te zijn.) Ik zou, evenmin als J., de praktijk van de Kerk onmogelijk vaarwel kunnen zeggen, ik zou een voortdurende nostalgie voelen die me het leven ondragelijk maken zou en een voortdurende gewetenswroeging van de hoogste dankbaarheid te hebben laten overstemmen door een minder hooge. Is je dit vreemd?

Na een weeklang storm is het weer prachtig weer geworden. Zalig die zon!

29 Oct.

Vanochtend geen brief van je – gek op Maandag. Misschien vanmiddag. Er is zooeven een kistje met appelen uit Beek gekomen. Dat heb ik uitgepakt en dat bracht me een heel stuk jeugd in herinnering. Gedurende de oorlogsjaren mocht er geen fruit (afschuwelijk woord!) verzonden worden en al dien tijd hebben we de appeltjes uit Beek smartelijk gemist. Dat was altijd zoo'n opwinding vroeger als die kist kwam, dan mochten we mee helpen uitpakken en dan was er een cadeautje bij van den tuinbaas: wat mooie peren of kweeperen soms. Deze baas is een geslacht jonger en stadscher en zakelijker, toch nog erg aardig, maar de romantiek is er toch af. Vroeger heetten die oude menschen Jannus en Drika – daar is iets vreeselijk trouwhartigs in, vind je niet? of leg ik dat er maar in, omdat mijn heerlijke jeugd erdoorheen speelt? Moeder was ongelooflijk met ons, weet je het nog? – Niets met de middagpost. Ongezellig.

Liefs voor de liefste Matthijs (dit is niet buiten mijn boekje gaan, wel?)

Th.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA