MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451006 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 6 oktober 1945

Louveciennes

6 Oct 1945

Mijn lieve, goede, ongrijpbare Fee,

Welk een roman! Een echt meesterwerk. En dat maken wij zoo maar. Zonder opzet, zonder overleg. Anny ook had in haar leven een jong officier, van adellijken bloede. Zij was achttien jaar en verloofd met hem. Op een prachtigen zomer-morgen valt hij van zijn paard en wordt dood weggedragen. Zij had toen hun beider portretten in een medaillon om den hals. Zij heeft ze immer bewaard. Ik heb ze teruggevonden en verbrand. O, vervoeringen der jeugd welke ik nooit heb mogen kennen. Ik was niet jaloersch terwijl ik die twee beeltenissen in 't vuur legde. Ik deed 't met teederheid. Met een zucht, een drift naar omhelzing, in een brandenden rouw om zulken zomer-ochtend, in een borend verlangen om met haar te zijn in de lange schaduwen der vroege zon. En nu? Onze roman nadert zijn ontknooping. Wij kennen ze niet! Wat zal er gebeuren met je Weensche vriend? Wat zal er gebeuren met mij? Jij, je vraagt me om een held te zijn; om zekere grenzen niet te overschrijden. Maar ik overschreed ze reeds, en verre, in al mijn gedachten, met mijn gansche lichaam. In weerwil van mij zelf; onder invloed van aantrekkingen waartegen ik niets vermag. Mijn spreuk, die ikzelf niet gekozen heb, die mij wordt opgelegd door dat vervaarlijke, geheimvolle binnenste, is steeds geweest: Alles of niets. Ook op die wijze kan men een held zijn! Tegen mijn zin. Ik moet daarover nog nadenken. Tientallen keeren heb ik tot Anny gezegd: "ik wil geen held zijn, ik heb niet den minsten lust om voor held te spelen!" Maar altijd was ik 't toch...met een beetje min of meer vertraging. In ons "geval" overigens is er geen haast bij de beslissing. Wij zijn op vijf honderd kilometers afstand. Wij zagen elkaar niet sinds 1939. Zullen wij elkaar terugzien? Wat zal ik dan doen? Wat jij? Op dit oogenblik sluit ik je in mijn armen, ik liefkoos je, streel je, ik sluit tegelijk je lippen, je kunt niets zeggen. Uit de verte is alles zoo gemakkelijk! Maar dan? Als wij ooit tegenover elkaar staan? Zullen wij nooit elkaars aanwezigheid wenschen? Nooit willen?

(Ik heb niet de gelegenheid vandaag een regelmatigen brief te schrijven. Donald is voor 18 dagen met verlof; zoo juist arriveert Roland voor drie dagen; ik ben gestoord in mijn meditatie; en je kent waarschijnlijk het woord van ik weet niet meer welken heilige: al was je in extase opgenomen tot in den zevende hemel, en een bedelaar vraagt je een glas water, je moet 't hem geven. Ik verlang dat deze bladzijde straks naar je vertrekt. Ik maak dus nog slechts eenige kantteekeningen bij wat je mij zegt.)

1. Ook ik heb in den grond die "kloosterlijke" natuur van jou. De vrouw in 't algemeen is mij alsof zij niet bestaat. Daarom zei ik: iets magisch' tusschen mij en jou. Van mijn kant onafwendbaar. Als datzelfde "magische" zich manifesteerde bij jou dan zou je op slag je heele kloosterlijke natuur zien verdwijnen.

2. Toen je ons redde dacht Anny niet in menschelijke termen: "zij redt hem". Maar zij zag achter je daad, en bespeurde er een boven-aardsch besluit. Een aanwijzing der goddelijke kracht die ons bestuurt.

3. Ik hoop nauwlijks je te kunnen overtuigen dat de liefde alles voor me is. Op 1 Juli 1940 bezat ik 5000 francs. Ik zei tot Anny: wij kunnen daarvan 9 maanden leven met een tikje zuinigheid; ik ga aan 't werk. Zij was gelukkig. Ik heb haar al mijn voedingsmiddelen gegeven welke ik à la rigueur kon missen: boter, kaas, suiker, e.d. Opgedrongen. Soms met list. Soms met dwang. Wanneer ik een baantje gezocht had dan zou ik haar vermoord hebben. Ik zou ten overvloede ruzie gekregen hebben met mijn twee jongens. Want er waren slechts Duitsche baantjes. Er was niets "romantisch" in de ziel van Anny. Iets zeer reëels. Iets grootsch, iets onvergelijkelijk verhevens. Zij leefde geheel volgens den Geest. En die Geest wilde dat ik componeerde. Vraag voor mij: Zijn mijn twee symphonieën haar waard?

4. Als ik met jou "begonnen" ben met uitzending van "vibraties", dit geschiedde geheel onbewust. Ik verkeerde terwijl ik componeerde in een dichte atmosfeer van liefde. Waarom sloeg je vonk niet over toen je mij schreef dat je "met mij" dat dagboek wilde lezen? Ik vond dat volstrekt niet indiscreet. Maar ik reageerde nog niet. Waarom niet? Onverklaarbaar. Ik had een paar dagen te voren dat dagboek hervat toen zij mij bezocht in dien afscheids-droom. Ik heb het beëindigd op 1 Sept. Op 2 Sept meende ik je vaarwel te moeten zeggen. Ik heb voortdurende pogingen gedaan om weer contact met haar te krijgen. Vergeefs. En door je briefje van 11 Sept. sloeg de vonk plotseling over. Waarom? Oncontroleerbaar.

5. Ik weet niets van dat "vuile bierglaasje". Wil je mij vertellen wat dit beduidt, en wat daaraan verbonden is?

6. De "breuk" was dus bij je vader. Niet bij mij. Ik heb ons "geval" dikwijls overwogen en zeer consciëntieus. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik geen schuld draag, als er van schuld gesproken mag worden. Er gingen misschien, waarschijnlijk "vibraties" van mij uit. Onbewust. Nooit en nimmer zou ik het initiatief hebben durven nemen. Dit initiatief, niet van mij, overviel mij, als een vonk, op 2 Oct., in den trein naar Utrecht, voor een geopend portier-raampje. Ik heb daarna, geleid door verschillende overwegingen, één jaar geluk beloofd. Wij waren rationeel! Ik heb mijn woord gehouden. Maar toen de tijd verstreken was (Kerstmis 1917) wilde zij, kon zij niet scheiden van dat geluk. Is het je bekend tot hoever zij heeft willen gaan? Ik heb ons toen van elkaar losgerukt. Ik behoef je niet te zeggen waarom. Het ging niet zonder smartelijken en langen tegenstand van haar. Welk een tragedie! Op den tweeden kerstdag 1917 had ik mijn liefde beloofd aan Anny. Ik had Anny slechts tweemaal gezien; zij was toen juist in de periode getreden dat zij zich met opzet "leelijk" maakte. Onder haar vermomming echter had ik haar onmiddellijk herkend. En ik heb mijn woord gehouden. Doch Anny was uiterst exclusief, en nooit, tot mijn spijt, heb ik met haar over dit "geval" kunnen spreken. Zij bezat op dit punt niet voldoende geloof in mij. Haar karakter was op dit punt ontwricht door de lamentabele gedraging van haar vader. Haar extreme exclusiviteit is één der redenen geweest waarom ik Amsterdam en Holland verlaten heb: om de onderneming van mijn huwelijk, van mijn liefde, tot een goed einde te voeren. Gedurende al dien tijd evenwel heb ik in mijn hart nimmer het gevoel gehad van een breuk met D. Ik wist niet, en het verwondert mij, dat hij in sommige uren gedachten van wraak heeft kunnen opvatten. Ik heb altijd gemeend, dat ik, ondanks mijn totale onervarenheid in het leven (vóór haar had ik géén vrouw gekend) dit plotselinge onweer, dat een pitoyabel drama had kunnen worden, zoo goed geleid heb als ik kon, en als ik moest. Vreemd, dat weerzien in 1939. Ik heb haar, na dat déjeuner bij jullie, één oogopslag gezonden van herinnering. Heeft iemand, behalve zij, het bemerkt?

7. Hoe kon ik zulke slechte reputatie verwerven?! Hoe konden jullie argwanen dat er bij mij "verbittering" bestond? Voor bitterheid en verbittering is mijn gemoed altijd ontoegankelijk gebleven. Maar alles nauwkeurig wikkend dunkt me dat 1939 het eerste jaar was waarin jij en ik elkaar zonder stoornis konden beginnen te naderen. Het was in December van dat jaar toen Anny aan Josquin dien brief richtte (zonder mijn voorkennis) waarin zij het overschot van wat zij nog te leven had verruilde tegen leven dat Josquin nog te wachten stond. In dat jaar dus, hoewel mij beminnend, hoewel ik haar beminde, had zij vrijwillig (en 't was haar heilige ernst, zij deed dat tegenover God) van alles wat zij liefhad afstand gedaan. In December van dat jaar was zij nog niet ziek; juist toen heeft zij zich laten onderzoeken door onzen huisheer die dokter is en radioloog. Zij won vijf jaren voor Josquin. Ware Josquin in 1940 gesneuveld (hij heeft den heelen veldtocht meegemaakt) of ware hij gefusilleerd in 41, 42, 43, 44 – ik zou geen noot hebben kunnen componeeren. Voortdurende vraag: is mijn muziek haar waard? Hoe mysterieus zijn de psychische en menschelijke verhoudingen. Wonderlijk, even raadselachtig als hemelbollen of atomen, en even zeker bestuurd, ten minste voor mij. Zooals ik je zei: ik laat mij drijven op den goddelijken stroom.

Het is tijd. Onze bus wordt gelicht 5.30.

Ik kreeg geen antwoord op twee brieven van me. De een naar aanleiding van Marsyas. De ander waarin ik je bescheid gaf op vragen welke je stelde betreffende Anny. Ontving je die brieven niet? Ik ben de geheele week ongeduldig geweest als een jongen!

Aan mijn "Princiepen der Europeesche muziek" ben ik begonnen. Bij het begin! Het eerste hoofdstuk is bijna geschreven.

Wat ik in het hart heb terwijl ik met je spreek kun je lezen op mijn eerste bladzijde. Toch zeg ik het. Dat hart zou je willen omhelzen.

je Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA