MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19420620 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 20 juni 1942

20 Juni 1942

Beste Mijnheer Vermeulen,

We hebben er erg om moeten lachen dat er in uw voorlaatste brief "zooveel half en slecht uitgedrukt was gebleven"! Ook over deze laatste hadden wij ons niet te beklagen. Bent u over de depressie na het harde werken nu weer heen en ligt er weer wat nieuws op stapel? Als het nog niet wil, gaat u dan de Lydische Nacht arrangeeren voor mezzo-sopraan? Ik zeg het maar voor de grap, want het zou u toch te veel uit uw werk halen, al ligt dat misschien ook tijdelijk stil. Het is waar dat een bariton, die dat uitvoeren kan, ver te zoeken is. Voor Joanna zou het prachtig zijn, maar de tekst maakt een mannenstem wel heel voor de hand liggend. Aan Pijper zou ik zoo'n arrangement nooit willen toevertrouwen. Hij is heelemaal geen kenner, al om de eenvoudige reden dat hij de muziek leelijk vindt en dat ze hem antipathiek is. Hij heeft altijd beweerd dat hij de eenige was die goed corrigeeren kon, maar ik geloof het niet hard: ook dat kan je niet doen zonder liefde voor de zaak; hij begrijpt dikwijls de melodische lijn heelemaal niet en hij heeft vaak genoeg veranderingen aangebracht in partituren, die hij daardoor wel eens een beetje zou opknappen. Sinds jaren is hij nu bezig , of liever gezegd, doet hij niets aan de correctie van "Im grossen Schweigen". Gelukkig hoorde ik dat Dresden het nu van hem zal overnemen; die doet het met veel meer consciëntie en begrip. Als u de drukfouten bij gelegenheid eens op een papiertje wilt zetten, zal ik dat heel prettig vinden. Ik zou het werk dolgraag weer eens hooren. Op instigatie van Cornelis heeft Jan Dekker het ééns gezongen in Utrecht in 1926; dat is de eenige keer dat ik het gehoord heb, of, als Moeder ons mee heeft genomen in het voorjaar van 1914, dan kan ik me daar toch niets meer van herinneren. Den pauwenkreet zal Pappie wel gekend hebben; denk ik; in het huis naast ons in Laren, bij Dudok van Heel, waren pauwen. Naar aanleiding van wat u schreef over de panische ontsteltenis, die voor den dichter veel gemakkelijker te bereiken zou zijn dan voor den componist, dacht ik, dat we dan te verstaan hebben: een middelmatig dichter en een goed componist. Want gelooft u niet dat een middelmatig componist ook wel op een middelmatigen tekst, die voorgeeft de panische ontsteltenis uit te beelden, iets dergelijks kan componeeren, eveneens zonder dat hij haar werkelijk ervaren heeft.? En moet omgekeerd de dichter die ervaring ook niet gekend hebben (of althans daartoe in staat zijn) om met intensiteit de panische ontsteltenis te kunnen suggereeren?

Ik zag in een recensie van u in de Groene, dat u de Lydische Nacht toen toch ook al erg mooi hebt gevonden. Vreemd genoeg hebben wij uw fulminaties over het Muziekfeest van '12 geen van beide. Het geval met het Wilhelmus was ons wel bekend, Moeder heeft het ons verteld en het staat ook in een dagboek van haar opgeteekend. In een brief aan Hondius v.d. B. spreekt Pappie van "een verpletterende Philippica" van u in de Groene, "helaas heeft hij in het meeste gelijk". Overigens was Pappie in dien tijd voor en na de Gijsbrecht verschrikkelijk gedeprimeerd en had met u ook ruzie gemaakt, als ik het goed begrijp. Over die zomervacantie van u staat ook iets in de brieven te vinden: in de buurt van Luik was u, schreef Pappie. Volgens Moeder's dagboek was die uitvoering van het Te Deum niet, zooals u zegt, ongeëvenaard. Die muziekfeesten duurden altijd zoo lang en dan moest het Te Deum tot slot alles goed maken, maar dan was iedereen al moe. Te denken dat die zelfde bruut van een vent nu 30 jaar later ons muziekleven nog verpest! Op dat feest bij Tante Saar de Swart heeft hij in een toast gezegd, dat hij hoopte, dat Pappie ook in materieel opzicht plezier van zijn werk mocht hebben. Typeerend, niet? Pappie voelde, naar het schijnt, oorspronkelijk niets voor dat feest, juist omdat hij zoo gedrukt was; Hij had Hondius en Verhagen willen inviteeren en hij had Mengelberg ook van het feestconcert willen afbrengen, maar het is tenslotte toch allemaal echt geslaagd geweest. Zag u ooit Hekking nog wel eens? Zeker niet, want u hebt er nooit over geschreven. Wat speelde hij toch prachtig! Enkele jaren geleden is hij nog eens hier geweest, toen was het ellendig pijnlijk, want hij kon het niet meer, maar ik herinner me nog heel goed hoe prachtig het was. Don Quichotte en Haydn heb ik nooit zoo mooi van iemand gehoord. Ik zag in de krant dat een Fransche zangeres op een Holl.-Fransche bijeenkomst Clair de lune gezongen heeft. Waarschijnlijk heel middelmatig. De compositie was achterhaald door den tijd, schreef de krantenman.

Ook over de "buitengewoon zeldzame verbeeldingskracht", die ik zou bezitten, heb ik moeten lachen. "Waar leven die menschen van" is gewoonlijk het eerste wat ik denk. Paap is nu ook zoover gekomen: al pratend met Joanna over u en bezig de vaat af te drogen in het keukentje van Engeljan, heeft hij de zelfde vraag gesteld, en nu heeft hij f 100,- gestuurd! Ik heb hem dus verkeerdelijk beticht. Over 14 dagen zal ik ze sturen, samen met f 25,- die Bertus inplaats van een bloemenhulde gekregen heeft, toen hij met een quartet voor een liefdadige vereeniging speelde en f 50,- van iemand, die die zelfde som maandelijks heeft toegezegd. Ik ben blij dat de bron weer een beetje gevloeid heeft, want de belastingen zijn hier horrend1 geworden. Wat heerlijk voor u dat u er geen te betalen heeft! Hartelijke groeten en Joanna's dank voor de St. Janswenschen.

uw Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. verschrikkelijk (Du)