Passacaille et Cortège uit De Vliegende Hollander

De Passacaille is het centrale stuk der muziek bij de proloog voor het drama "De Vliegende Hollander" van M. Nijhoff, waarin het symbool van de eeuwige zeevaarder en de legende van "Het Vrouwtje van Stavoren" door de dichter verweven werden.
In de ochtendschemering van een beslissende dag overmijmert de pelgrim der oceanen zijn leven, vanaf de kinderjaren tot aan deze morgen die begint.
Op een motief, onveranderlijk als het golven der zee in welke hij zichzelf weerspiegeld ziet, gaat de herdenking van wat hij ondervond aan zijn innerlijk oog voorbij. Vele gebeurtenissen, die uit zijn herinnering opglanzen in de vorm van verschillende melodieën boven dezelfde grondtoon en na welke het lied zijner jeugd ten laatste klinkt als een gezang van allen. Onderwijl verscheen de zon. Uit Stavoren's burcht komt de Koningin en begeeft zich met haar gevolg naar het schip, dat een nieuwe reis zal doen.

(toelichting in het programmaboekje bij het concert op 1 juni 1950 door het Gelders orkest o.l.v. Jan Out)