Thea Vermeulen-Diepenbrock
aan
Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (minister J.M.L.Th. Cals)
Amsterdam, 16 februari 1959
16 Februari 1956
Excellentie,
Uw aanbod tot het schenken van een toelage, welke f 2000,- zal bedragen vanaf het tijdstip dat mijn man met zijn werk voor de "Groene Amsterdammer" zal ophouden, zullen wij met dankbaarheid aanvaarden. Ik zal u bericht zenden zodra dat moment gekomen is.
Ook zal ik het u vanzelfsprekend meedelen, wanneer onze inkomsten onverwacht in aanzienlijke mate − dus door een soort mirakel − zouden vermeerderen. Met die f 2000,- kan dan weer een ander gezin geholpen worden.
Aangezien ik geen kans zie, ondanks een zuinig beheer, rond te komen van de f 3000,- eigen inkomsten, waarop wij, menselijkerwijs gesproken, rekenen kunnen, welke f 3000,- dan vermeerderd worden met de f 2000,- van uw toelage, is het mijn taak, te zien het ontbrekende aan te vullen door de hulp in te roepen van enkele particulieren die, wegens hun bewondering voor mijn man, mij die bijstand, naar ik vermoed, niet zullen weigeren.
Met de heer Wagemans heb ik over dit punt gesproken en hij verzekerde mij dat hiertegen van de zijde van het Ministerie geen enkel bezwaar kon bestaan.
Met gevoelens van hoogachting,
Th. Vermeulen-Diepenbrock
afschrift
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA