MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460117 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 17 januari 1946

17 Jan. '46

Daar begint zij dus, lieve Matthijs, onze realiteit; met dien brief van Sanders. Eng! Wat zou je moeten doen voor dat baantje, er den heelen dag zitten? Op Buma, in een modern kantoor-vertrek? Wat een gek gezicht zal dat zijn. Het is maar een schijntje geld, hè; vooral die f 25,- voor dat redacteurschap. En wil je dat toch doen? Ik dacht dat je met de journalistiek niets uitstaande wenschte te hebben. Waar je wonen moet, mag God weten. Er zijn in deze stad hoegenaamd geen kamers te vinden. Greet zoekt al jarenlang en leeft met haar moeder in één kamer, omdat zij niets krijgen kan. Er is tenslotte in Holland ook zooveel verwoest dat het wel te begrijpen is. Een zolder op een gracht zou leuk zijn, maar dat is er heelemaal niet of afzichtelijk duur. Vóór den oorlog kostte een soort van vliering al f 30,- in de maand. Het is niet bemoedigend wat ik je op dit punt vertellen kan. Ik ga dan ook maar niet op zoek, want dat is verloren tijd, je moet het van een toeval hebben, van iets dat zich voordoet door een "relatie". Schreef Sanders er iets bij wanneer dat in zou gaan? Of hangt dat van jou af? De verhuizing met alle mogelijke vergunningen zal ook nog wat voeten in de aard hebben. Zou je dochter dan al gauw haar beslissende stap doen? als de overste van die orde haar hebben wil?

Ik ook heb me ons weerzien altijd in L. voorgesteld. Toen je nu gisteren sprak van dat perron, vroeg ik me ineens af: waarheen dan voor dat samenzijn onder 4 oogen? Toch naar ons huis toe, daar zal niets anders op zitten, maar zièn doe ik het niet. Zoo vanuit de verte beschouwd, geloof ik niet dat er kans bestaat dat ik in Frankrijk kom in de lente (gesteld dat jij er dan nog zou zijn). Ik zou het graag doen, maar kan ik tegen mijn leerlingen zeggen: ik ga naar mijn Herzallerliebster toe? Ik zou hun iets anders moeten zeggen, maar als dat voor mezelf geen waarschijnlijkheid heeft, dan lukt me dat niet. Ik ben daarvoor te weinig vermetel, gevleugeld, te plichtsgetrouw en braaf.

Het verhaal van Bösherz is mooi. Iets voor Bernanos, die er een duivel van gemaakt zou hebben. Dat "dom, dom, dom" was heel licht bedoeld, hoor, had met indulgentie of niet-indulgentie niet te maken. Maar als je vertrouwelijk met me wilt zijn, moet je toch nog verder gaan: wat zijn die ketenen en dat dwangbuis die het je zoo lastig maakten? En wat hadden zij uit te staan met je critieken? Of was dat maar redeloos, moest je je woede eenvoudig op eenig onderwerp koelen?

De reden waarom je met mij vertrouwelijker = openhartiger bent dan je het met Anny was, heb ik allang begrepen. Ten eerste sprak je haar en schreef je niet – had je haar geschreven, dan was het ook wel gekomen. En ten tweede ben jij – om 't zoo nu maar eens te zeggen – toch nog te vroeg getrouwd; voor je 30ste ken je jezelf nog te weinig en heb je te weinig te vertellen, en als je niet in het begin van je liefdesverhouding zoo openhartig bent, komt het later niet meer.

Hoezeer de schoonheid mij ook onontbeerlijk is, ik geloof toch niet dat het mij zou kunnen schelen of me een liefdesverklaring gedaan werd voor de Nachtwacht of ergens anders. Mijn c.d.f.-vriend had mij over zijn gevoelens willen spreken op een stillen zomeravond onder hooge boomen in een volkomen geruchtloos, verträumt voorstadje van Weenen, nadat wij door een wijnberg, die nog paars en rossig zag van de ondergaande zon, terugkwamen van een wandeling. Soms spijt het me nog dat ik hem dat onmogelijk gemaakt heb, alleen wegens de mooie herinnering, de harmonie van de natuur en ons tweeën, die er geweest zou zijn. Dat zou dus een herinnering van schoonheid meer geweest zijn. Maar een liefdesverklaring kan zulk een omgeving van schoonheid ook ontberen, lijkt me. Met Peter heb je het toch nog niet heelemaal gesnapt: hij wilde mij zijn liefde niet verklaren, hij kòn dat niet (als emigrant, tenzij ik hem tegemoet kwam), dat zinnetje ontsnapte hem, het café was dus in generlei opzicht een keus, zooals jouw kerk of museum.

Ik verwacht H.E. Veertien dagen geleden hebben we afgesproken voor vandaag en morgen. Hij wilde veel doen, door de brieven aan Jo heenkomen, 200 pag. tiksel; ik had hem daarom vroeg verwacht – hij had niets naders laten hooren – maar hij heeft mij de gelegenheid gegeven je brief te lezen en er op te antwoorden en ik ben hem daar dankbaar voor, want als hij ook vanavond mocht blijven – dikwijls gaat hij dan naar het Concertgebouw of heeft een afspraak – dan zou ik geen tijd meer gehad hebben voor het pennen.

Ik hoorde gisteren Yvonne Lefébure het concert van Ravel spelen. Haar linkerhand in het tweede deel was heelemaal niet houterig. Ik vond dat zij het mooi deed, alleen vraag ik me af: als in een modern werk een melodische phrase herinnert aan een romantisch voorbeeld, moeten de middelen ter realisatie daarvan toch niet anders zijn dan in een romantisch werk? Dat geeft toch een anachronisme als je ineens Schumann hoort, of past er bij zulk een gegeven maar één uitvoering? Ik ergerde me af en toe gisteren als ik zooiets hoorde, maar zij is de eenige niet die dat doet en het is dus wel brutaal om er een andere gedachte over te hebben, want als deze manier van spelen traditie geworden is, dan heeft Ravel het zelf misschien wel zoo gewild. Soms denk ik: is de traditie om b.v. Beethoven te spelen zooals hij het zelf gewild heeft, teloorgegaan of is die er nooit geweest? Kunnen tijdgenooten nooit, ook zelfs als de componist er zich mee bemoeit, een werkelijk goede uitvoering tot stand brengen? En zou b.v. iemand een eeuw na dato zich mogen verbeelden dat hij nu pas het inzicht heeft om Beethoven uit te voeren zooals het moet? Mag hij m.a.w. al de vroegere uitvoeringspraktijken in de prullenmand gooien, of moet hij bij zichzelf denken: iets zal er toch wel van waar zijn, van de traditie, zooals die van den een op den ander is overgegaan. Wat denk jij hiervan?

Voor de aardigheid stuur ik je wat citaten uit Pappie's brieven over de vervoeringen van zijn jeugd.1 Ik hoef het niet terug te hebben, want dit is niet uit het boek, zooals het nu wordt, het is uit een vroegeren opzet van mij. Het systeem is het zelfde gebleven, maar er is sindsdien nog een hoop materiaal bijgekomen en het is zoodoende veel uitgebreider geworden. H.E. heeft afgebeld, ik heb braaf eindelijk gewasschen en overal kapot gegane gordijntjes gerepareerd. Dors bien, chéri, à demain matin, ta petite Théa.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Het blaadje of de blaadjes met bedoelde citaten zijn niet bewaard gebleven.