MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451116b Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 16-17 november 1945

Louveciennes

16 nov. 1945

Lieve Thea,

tegen die verlorenheid mijn hulp, mijn heil.

Avond. Ik had behoefte om met je zijn. Zonder veel te zeggen. Toen ik mijn papier ging pakken zat ik opeens in 't donker. Protesteeren is dwaas, ik weet 't wel. Maar niet protesteeren gelijk de millioenen slaven die zich schaperig laten ringelooren gaat ook niet. Als er nog systeem was in die electriciteits-onderbrekingen dan kon ik mij ten minste inrichten. Maar geen minuut van den nacht ben je veilig. En waartoe dient het? Om de citoyen mores te leeren? Of om hem langzaam razend te maken? Jij hebt nog was-pitjes. Maar ik heb niets. Wij hebben nog anderhalve kaars van de tien welke mijn dochter meegenomen had uit een paar kerken waar je ze koopen kon om ze daar aan te steeken voor een heilige-beeld, doch deze anderhalve kaars hebben we noodig voor ons eten. En in de kerken is niets meer. Ik moest lachen toen je sprak over "mijn" melkboer. In vijf jaar heb ik geen melkboer gezien. In jaren geen melk gedronken. De eenige drank, èn water 's zomers, waarvan ik echt hield. Honing. Kaas. Er was vroeger in de Rue d'Amsterdam niet ver van de Gare St Lazare, waar Baudelaire gewoond heeft, een kaasmagazijn waar je alle mogelijke kazen der wereld kon krijgen. Een waar museum. Ik haalde er Hollandsche of Zweedsche komijne-kaas. Een festijn. Bestaat dat nog bij jullie? Hier niet meer. Alles verdwenen; of alles vervalscht. Weet je dat je de intelligentie van een volk, en zelfs nog andere qualiteiten, kunt meten en beoordeelen naar de manieren waarop het zijn kaas prepareert? Veel nauwkeuriger dan uit het volkslied! Als ik er aan denk dat al die goede, simpele dingen, zoo oud als de wereld, naar de bliksem zijn, dan zou ik er tureluursch van kunnen worden. Om ze later, als de citoyen mores geleerd heeft, te vervangen door farmaceutische Amerikaansche conserven.

Wanneer mijn licht me nu maar niet in den steek laat. Te mooi om te duren zonder gehannes. Ik heb deze dagen pech gehad; dit komt er ook nog bij. Mijn pieren, die mij vertelden dat 't voorloopig niet koud zou worden, hadden geen ongelijk. Maar toen ik mijn aardappelen inspecteerde zag ik tot m'n verbazing dat ze allemaal kleine, witte lootjes hadden. Zij waren aan 't uitschieten. Ik heb daarover een vergrijsden, rheumatischen technicus geraadpleegd die me zei dat 't een ramp was, dat alles bedierf, ook zijn confituren, en het ingemaakte vleesch, en dat het lag aan de zachte temperatuur, en dat ik mijn aardappelen, als ik er van eten wou, moest dégermer, één voor één. Wij hebben daar geen woord voor. De lootjes, van de spruitjes ontdoen! Ik bracht dus reeds menig uur door in mijn donkeren kelder, bezig een geest te smoren die zich in de seizoenen vergist heeft. Zag je ooit iets stommers en lompers dan een rauwe aardappel? Bekijk hem eens psychanalitisch! Iets grovers en vormeloozers kan ik me niet verbeelden. Daar huist een princiep van Leven in. We weten niet hoe of waar. We kunnen 't niet gissen. Zullen we ooit zoo'n lummeligen aardappel kunnen fabriceeren, die leeft, en die, wanneer de temperatuur zoel is, begint te verlangen, in zijn binnenste, naar het licht? Zoo daasde ik in mijn kelder, dat leven verwoestend, tegen mijn zin. Nog een beetje, en elke knullige, onbehouwen aardappel werd een figuratie van den universeelen Eros, die was in den Aanvang! En ik ben nog niet op de helft. Ik moet ze allen ontzielen, een voor een. Als bij jouw aardappelen iets dergelijks gebeurt, en je wilt er van eten, dan ken je het remedie.

Je wenscht gewauwel van je troubadour! En voilà, dame de mes pensées. Ik durf echter geen nieuw thema aanslaan op mijn klavier. Als de serenade afgebroken werd, en ik verdonkeremaand, zou ik me schamen om er morgen mee door te spelen. Het is misschien de laatste minuut welke mij vergund is om je goeden nacht te zeggen. Ik had een smachten naar iets liefs, iets trouws, dat mij tot schrijven dreef, en ik moet gelooven dat 't overgezijpeld is in mijn letters en regels want het werd vredigheid in plaats van stille kwelling. Hoe goed is de liefde, van jou, mijn hulp, mijn heul, mijn heil! Slaap lekker, liefste.

17 Nov. 's morgens

Antwoord op je velletjes van 12 en 13:

Het is niet doenlijk je dat gebeuren tusschen kat, vogel en mij op te helderen als je het niet aanvoelt. Ook Anny begreep het niet. Ik zou me moeten vergelijken (om het te verduidelijken) met St Franciscus, wat tamelijk geriskeerd is, vind je niet? Vooruit dan maar. Het is de omkeering der legende van St F. met de vogels. Wanneer St F. tegenover de dieren stond voelde hij zich bezield om den Schepper te loven en te danken. Wanneer de kat mij plaatsen komt tegenover tragedies welke zij veroorzaakt voel ik een overstelpenden drang om den Scheppenden Geest te helpen, om dat te veranderen. Zulke uitermate aangrijpende gemoedsbewegingen (teweeggebracht door een zoo nietige, natuurlijke oorzaak) zijn niet met woorden uit te drukken, misschien. Het sentiment van St F. ligt veel meer in 't bereik van het menschelijk verstand. Mijn sentiment ligt niet in de lijn der menschelijke traditie. Wij hebben nog 9.999.999.990 eeuwen tijd. Ik vermoed dat Nietzsche een ongeveer-analoge sensatie onderging toen hij, kort voordat hij gek werd, in een straat van Genua een paard omhelsde dat door zijn voerman mishandeld werd. Bij mij echter bestaat niet het geringste gevaar dat ik gek word. Ik ben te gezond daarvoor, en ik heb dat sentiment vanaf mijn prille jeugd. Maar als je 't niet hebt is 't moeilijk om je erin te denken.

Ik ben blij dat je die passage over mijn lot-reïncarnatie toch nog begrepen hebt want juist daar dacht ik helder genoeg geweest te zijn. Ik krijg soms den indruk dat je te haastig leest, wat ik in jouw gejacht leven heel verklaarbaar vind. Ik lees je brieven 4, 5 maal over om te trachten den onderstroom te gewaarworden welke de woorden dicteerde. Maar ik heb den tijd!

A propos van Anny nog: Je hebt in mijn "verhandeling" de intellectueele beïnvloeding door Anny misverstaan. Alles wat Anny mij tijdens haar leven op dit gebied intellectueel trachtte mede te deelen was mij onaanvaardbaar en is mij ook nu nog onaanvaardbaar. Zij had een buitengewoon diep, buitengewoon levend besef, bewust-zijn van God, doch geen enkele harer theorieën waarop zij dat poogde te steunen, hield stand tegenover mijn redeneering. Het was "verschrikkelijk" voor haar dat zij dit bewust-zijn en geluk-in-God niet tot mijn kennis kon brengen. (Ook dat rekende zij tot haar "failliet".) Geen enkele der theorieën dus (behalve de reïncarnatie, maar dat is "gemeen goed") welke ik in mijn "verhandeling" enonceer, stamt van Anny-toen-zij-in-leven-was. Heeft zij mij beïnvloed na haar dood? Dit is mogelijk. Maar ik heb daarvan geen zekerheid. Ik heb veel meer den indruk dat mijn theorieën de slot-som zijn van jaren en jaren eigen overwegingen, overpeinzingen, die zich cristalliseerden onder bepaalde omstandigheden, en toen dit voor mij absoluut noodig was.

Je schijnt te denken (in je met potlood geschreven brief van 6 Nov.) dat ik mijn ideeën onder de menschen zou willen brengen, en je acht me inconsequent (aan stemmingen onderhevig) tegenover mijn firmament. Dat is niet juist. Ik zei je: ik zou mijn ideeën aan de critiek van sommige menschen willen onderwerpen. Maar voor de rest voegde ik er uitdrukkelijk aan toe: De tijden zijn nog niet rijp. De menschen moeten eerst nog een periode en menige crisis doormaken van wanhoop. Het is afgrijselijk voor mij om dit duidelijk te zien en niets te kunnen verhoeden. Maar om iets te verhinderen zou ik honderdmaal sterker moeten zijn dan ik ben. Dit belet evenwel niet dat ik in hoofdzaak juist zie. Geen enkel mijner ideeën komt voort uit een gemoedsgesteldheid, want als ik naar mijn gemoedsgesteltenissen luisterde (d.w.z. als ik hen haar gang liet gaan) zouden zij mij geheel andere en totaal verschillende ideeën opleggen. Ik schrijf in "extase" (als je wilt) maar nooit ben ik redelijker dan in "extase". Ik heb dat geleerd door mijn manier van componeeren waarin ik het vuur moest trachten te paren aan koelbloedigheid. Ik zou daarom mijn ideeën durven en kunnen verdedigen tegenover onverschillig wie, zelfs astronomen en biologen. Maar ik heb er niet den geringsten lust in. Je moest die "verhandeling" nog eens een paar keer overlezen; ik heb daarin alles dermate moeten condenseeren vanaf de 2de bladzijde! Ik vraag je dat niet om je te overtuigen; maar alleen om goed (d.w.z. juist) door je beoordeeld te worden.

Leuk en curieus dat je kindernaam Beer was. Toen Josquin klein was noemde hij mij niet anders (ik weet niet meer waarom) dan "de Groote Beer"! Welke eigenschappen je moeder op 't oog had toen zij zei dat je een goede vrouw voor mij zoudt zijn, weet ik niet, maar zij had een zeer scherpen kijk op jullie beider karakters, waarin zij toen reeds groote verschillen en aanduidingen vond.

De werken van Bartok welke me eergisteravond afschuwelijk-overbodig leken waren zijn Divertimento voor strijk-orchest en zijn 2de Piano-concert. De Sacre van Strawinsky schijnt me geheel verouderd. Hij verveelt me met zijn maniakke, ontelbare recapitulaties. Geen inventie. – Reger kwam me in mijn kop toen ik je vroeg of je techniek niet leed van sommig handwerk, dat ik graag van je zou overnemen. (Reger beweerde niet te kunnen piano-spelen nadat hij een avond gedirigeerd had.) Kreeg je dien brief niet? Of vergat je hem?

Het boekie is deze week aardig gevorderd. Ik ben bijna! aan de Egyptenaren, de Grieken en Pythagoras!

Schrijf ik niet te klein voor je oogen? Sluwerd! Ja, misschien had ik je niet liefste genoemd als dat eerst niet "ontvallen" was aan jou. Maar dat Si elle le joue bien je suis "perdu" is historisch, of je wilt of niet. En of je wilt of niet, laat mij nu je lippen proeven, en lang, lang.

Je Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA