MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19450614 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 14 juni 1945

14 Juni 1945

O Matthijs, hoe ontzettend! En ik, die rustig aan jullie beide schreef een paar weken geleden! Het is waar dat ik een vizioen heb gehad van haar dood, maar ik heb er geen waarde aan gehecht en het was lang geleden – misschien was het wel in September – en ik was het nu heelemaal vergeten. Ik zag mezelf het hek binnen komen en de sfeer, die me tegemoet kwam, benauwde me al en in den ingang van het huis zeiden de kinderen tegen me: Fofo is stervende. En ik ging rechts in een groote kamer binnen en daar lag ze, heel rustig, maar al niet meer te bereiken. En jij was boven en sloot je op in je kamer.

Maar hoe is het in werkelijkheid gegaan? Zij was natuurlijk al in de eerste jaren van den oorlog ondervoed geraakt en is daar zeker niet meer van bij gekomen. In '42 was je al zoo bezorgd om haar, maar dikwijls schreef zij weer zoo krachtig, zoo vol vuur en fut, dat ik dacht dat zij het toch nog wel halen zou. De levenswil leek zoo sterk. Zou die verminderd zijn op het laatst? Of heeft zij een acute ziekte gekregen? Zelden, of misschien wel nooit, heb ik een vrouw gezien, die zoo'n geweldige liefde voor haar man in zich droeg. Dat was iets héél bijzonders.

Hoe vreeselijk eenzaam zul je geweest zijn, met je dochter alleen in het groote huis! Niets dan haar nonnen-onmenschelijkheid (excuseer het harde woord) tot gezelschap. Het spreekt immers van zelf dat de zielen in den hemel gelukkiger zijn dan wij, maar daar wordt òns gemis toch niet minder door! Misschien is Josquin een moeilijk leven bespaard gebleven – want zijn ziekte was immers, ook na de operatie niet echt genezen – maar het was, dunkt me zoo'n door en door goede jongen; wat zul je hem missen… Hoe is het met Roland? Ben je elkaar ontwend of valt dat wel mee? Het is wel hard, dat Josquin en Donald je beide in den steek lieten, toen Anny gestorven was; maar zij moesten voor hun vaderland strijden, dat is te begrijpen –

Bedoel je met je voorlaatste zin, dat je verlangt naar den dood? Hoe is het met de muziek? Kan je onder deze omstandigheden nog componeren? Je bestaan lijkt me van een ontzettende somberheid; ik bewonder je dat je zoo sober schrijft.

Graag hoor ik gauw weer van je. Heb je ook aan je zuster geschreven? Ik zal eens naar haar toe gaan. Sinds haar ziekte is zij nog niet bij ons geweest, omdat zij de trap nog niet goed op kan en onlangs, toen ik haar een kaartje ging aanbieden voor een concert, lag ze weer op bed met andere kwalen.

Dat concert, waaraan Joanna en ik ook meewerkten, werd uitgezonden en ik heb me toen nog afgevraagd of je het soms gehoord zou hebben. We zongen alleen een lied van Smulders: Ceux qui pieusement sont morts pour la patrie, en het Landstormlied van A.D. met een nieuwen tekst. Maar achteraf hoorde ik dat de uitzending ontzettend slecht was en dus hoop ik maar, dat je het niet gehoord hebt.

Ik vind het vreemd dat je niet in Augustus nog tijding van me gehad hebt – dat moèt haast wel, en geld ook nog, dacht ik. Maar het is nu lang geleden en ik hoop dat onze correspondentie weer opleven zal. Ach, hoeveel briefkaartjes heb ik niet van Anny gekregen! Wat was zij vlug met de pen! Houd je goed, Matthijs, ik bid voor je elken dag, sinds lang. Joanna deelt natuurlijk heel erg in dit verdriet. Hoe anders hebben we het ons dikwijls voorgesteld: na den oorlog naar Frankrijk gaan, Tante Cécile opzoeken, jullie opzoeken… We zullen elkaar zoo gauw nog wel niet terugzien, maar schrijf dan alles uitvoerig, wil je?

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA