Matthijs Vermeulen
aan
Nederlandse Vredesraad (W.H. van Dobben)
Amsterdam, 4 juni 1959
4-6-59
Zeer Geachte Heer Van Dobben,
Omdat de zaak mij innerlijk dwingender achtervolgt dan wat ook, en omdat ik in gewone omstandigheden U reeds erkentelijk zou zijn aan mij gedacht te hebben als spreker over een kwestie die voortaan alles beheerst, spijt het mij meer dan ik U zeggen kan dat ik Uw uitnodiging van 1-6 moet afwijzen. Maar ik ben muzikaal bezig aan een werk dat mij geheel en al opeist. Waar is hier mijn eigenlijke plicht? Heb ik het recht de muziek te laten voorgaan? Ik weet het niet. Ik meen echter dat een zo grote verandering van psychische gerichtheid, mijn werk compleet zou kunnen stopzetten en dat ik deze kwade kans op 't ogenblik niet mag wagen.
Met verontschuldiging en vr. gr.
M.V.
concept