Matthijs Vermeulen
aan
R. van den Bergh
Amsterdam, 6 maart 1956
Aan het College van B. en W
ter attentie van
Mr R. van den Bergh,
Wethouder van Volkshuisvesting
Amsterdam
Hooggeachte Heer,
In antwoord op uw aanschrijving N° 3148 SB.T 1955 / 454/6716/V.H. 1956 bericht ik U dat ik gaarne bereid ben mede te werken aan de ontruiming van het perceel Herengracht 330 Centrum, doch dat bijzondere omstandigheden mij verhinderen binnen de zeer kort gestelde termijn aan Uw order te voldoen.
De twee aanbiedingen die het C.B.H. mij tot dusverre gedaan heeft, heb ik moeten afwijzen omdat in verband met mijn werk (componist, schrijver) en dat mijner vrouw (piano-lerares, critica) een rustige omgeving voor ons tot de eerste vereisten behoort.
In de hoop van een geschikte aanbieding, veroorloof ik mij onder Uw aandacht te brengen dat ons huis, waar wij sinds tien jaar gevestigd zijn, zich nog in een zeer bewoonbaren toestand bevindt, en dat naar onze opvatting (waarvan ik de verantwoordelijkheid zonder aarzelen aanvaard) een overhaaste ontruiming geenszins noodzakelijk is. Deze mening wordt versterkt door het feit dat de hoofdbewoonster van genoemd perceel (wier medehuurders wij zijn) nog geen aanzegging tot ontruiming ontvangen heeft
Intussen verblijf ik met de meeste hoogachting,
uw dw
M.C.F. van der Meulen
zich noemende
Matthijs Vermeulen.
concept
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA