MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460401 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 1-2 april 1946

1 April '46

72 uren zitten er tusschen, Matthijs, tusschen Zaterdag en Dinsdag; dat is wel lang om niet blauw gespijzigd te worden, maar ik was heel welgemoed vandaag en ik verheug me op straks ½ 9. Je zei laatst dat je maar voor een kwart leefde op brieflooze dagen – eigenlijk is het gek, vind ik, dat de liefde dermate om telkens nieuwe toevoer vraagt. Je zou zeggen, als iets je vervult, dan vervult het je, dan heb je niet nog meer noodig. Het is het verlangen dat altijd weer gestild wil worden.

Peter was vanochtend nog erg gedeprimeerd, maar is er in den loop van den dag overheen gekomen en hij heeft vanavond furieus gestudeerd. Met Greet schijnt hij gepraat te hebben op een manier dat zij niet ongelukkig is. Hoe hij het heeft ingepikt, weet ik niet – dat heeft hij niet gezegd en zij ook niet, maar ik ben blij dat het hem niet zoo heeft aangegrepen, dat hij morgen niet zou kunnen spelen (waar het eerst naar uitzag), want dan had ik dat op mijn geweten.

Bij het doen van mijn avondgebed dezer dagen dacht ik: zei Anny ook iets van een gebed? En wist zij dat jij een gebed ging verrichten als je naar het terras ging? Dors bien, ma Théus.

Dinsdag

Vanochtend weer twee brieven tegelijk. Morgen niets waarschijnlijk. Goede oefening voor de gelijkmatigheid van stemming! Was je daar zoo blij mee dat ik even "treurde en zuchtte" over de twee dagen dat ik zonder brief was? Van mijn verlangen naar je brieven had ik je toch al dikwijls genoeg verteld. Ik kijk ook tien keer naar de bus 's ochtends. En ik luister naar een "groot geluid", niet naar een "kleine stem". Dat heb je net verkeerd-om gezegd, de kleine stem is van mij.

Lief-oog vind ik mooi. Pappie zei Goud-oog tegen zijn kater, dat is ook mooi, maar te zwaar voor mij. Ik sta gewoonlijk omstreeks ½ 8 op. In de Vasten gingen wij weer naar de kerk, zooals wij dat verleden jaar het heele jaar door gedaan hebben (als je 's avonds om 8 uur of 9 uur erin lag, wegens gebrek aan vuur en licht, dan was je om ½ 7 wel uitgeslapen; wij gingen toen altijd om 7 uur, dat was wel fijn), maar in de laatste week is er niet van gekomen, omdat we te moe zijn. Als we niet naar de kerk gaan, ontbijten we eerst, in peignoir, en dan knap ik de kamer op en geef de planten water en Greet belt gewoonlijk tegen negenen op en dan komt de post en dan kleed ik me aan en als het goed was, ging ik dan om ½ 10 zoowat, aan de piano zitten, maar dat gebeurt niet dikwijls. Vanochtend heeft Peter me ook tot over ½ 12 aan de praat gehouden. Ik was net begonnen jou te schrijven, toen hij beneden kwam. Op zoo'n dag van een concert is hij in doodsangst en het eenige wat hem afleidt is om over moeilijke onderwerpen te praten. En als hij zooiets te pakken krijgt, zooals vandaag en Zondag ook, dan ben ik blij, want in dien zwijgzamen toestand van angst, is er niets met hem te beginnen.

Ik hoop niet dat ik een week lang een pint nostalgie, d.w.z. een pint jalouzie zal ontdekken in je brieven. Voor mij is het niet erg, maar voor jou zou ik het naar vinden. Ik had in je "opstel", je "stijloefening", die ik voor zoete koek opgenomen had, geen nostalgie bespeurd. Is die niet eigenlijk pas Vrijdag komen opdagen? Maar dat weet je natuurlijk niet meer; denk er maar niet meer over. Je zult wel een lastige week hebben gehad; morgen is Peter weer weg, dan kan je ’t weer van je afzetten. Dat de "realiteit" (van het eten o.a.) en het "reizen door de ruimte" elkaar bevechten en beide veel energie eischen, begrijp ik heel goed. Ga je me onderschatten? Nee, je wilt graag een heel klein beetje bitter zijn als je jaloersch bent. Dat is goed, hoor, het is toch allemaal je liefde die het je ingeeft; ìk heb geen last van je bitterheid, maar denk aan jezelf. Het is idioot van je om jezelf in één pot te gooien met "overige pretendenten" als Jan Thomassen, de Winterreise-vrijer. Ik stuurde dien brief toch zeker niet uit een oogpunt van pretendentschap! alleen om te zeggen: ik had een hoopje, omdat die man gemak heeft van zich uit te drukken en gevoelig voor muziek is, dat hij iets zou zeggen, waaruit bleek dat het niet boter aan de galg is, als ik mooi speel, dat iemand hoòrt waar het om gaàt; en om met dezen brief te bewijzen dat ik in dat hoopje bedrogen werd. Snap je, domme maar-op-één-punt-kijker!

Ik moet vanavond van Paul [Sanders] naar Rigoletto en kan Peter niet hooren. Flauw, hè, waarvoor nou Rigoletto, daar kan toch ook een verslaggever heen. Waarom niet de 2e recensent van het Handelsbl. of het Volk ook een stukkie voor het Parool gevraagd. Ik zou dien Beethoven dolgraag nog eens hooren en Chopin interesseert me ook om van Peter te hooren. Als hij hier studeert, is 't alleen technisch, daar heb ik niks aan om naar te luisteren. Jij zal toch niet zoo kinderachtig zijn om liever te hebben dat ik in den Schouwburg zit dan in de Kleine Zaal? Nee hè, Matthijs?

Geef me maar veel lieve zoentjes tot troost. Als ik er niet om vraag, moet je ze toch maar geven; als ik ze nièt wil, zal ik het in Juli wel zeggen! Ik ben niet sterk in het zoenen-geven en -vragen, – vraag maar aan Joanna –, maar ik zal het van jou misschien wel leeren! Voorloopig wil ik ze op papier heel graag.

Ik heb ook den sprong gedaan en voel me "aan je hart", in je armen. Merci voor wat ik voel dat je me geeft, je

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA