MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451126 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 26-27 november 1945

Louveciennes

26 Nov. 1945

's avonds

Lieve Thea,

jij,

voor wie ik wilde vinden wat nog niemand kent,

en die 't mij zelve geeft:

een uur van teederheid dat nimmer eindigt,

gelukkige muziek die immer duurt.

Comme je voudrais t'embrasser après avoir écrit cela! Maar als je vanavond hier was, weet je wat ik je vragen zou? om me een paar van je droomen te vertellen van toen je een kind waart. Het schoot mij te binnen terwijl ik doolde in 't schemerende bosch, bij vlagen regen, en tusschen de schimmige nachtvlinders van dezen vreemden herfst die nog altijd op een lente lijkt. Ze geven zin in sprookjes. En omdat je niet hier bent vertel ik je er een van mij. Hij is maar kort, doch hij heeft [mij] steeds vergezeld, bij heele poozen sluimerend in mijn onderbewustzijn, dan weer plotseling oprijzend uit mijn herinnering. Ik was een kleine jongen van zes, misschien zeven jaar, ik droomde dat ik koning was, en toen ik wakker werd (ik sliep met een lichtje) vond ik mij terug, zittend op mijn hoofdkussen te midden van het bed, met mijn roode deken als een mantel om mijn schouders. Verder niets! Het is de eenige droom van magnifieke intonatie welke ik ooit gehad heb, en ik onthield hem niet alleen, maar zonder er mij van te vergewissen werd hij mij een soort van regel, een innerlijk gebod. Van tijd tot tijd heugt 't mij opeens, en niet in woorden of in beeld, maar als een indruk die zonder gestalte uit je opwelt, en die me weer voor een moment doet zijn gelijk ik droomde. En als je me nu vroeg, in deze stilte, wat de eigenlijke, onvergankelijke wensch is geweest, en bleef, van mijn geheimste ik, en sinds zoo lang, dan zou ik je antwoorden: Als ik 't voor het zeggen had, dan zou ik in mijn binnenste iets koninklijks willen verwezenlijken, iets koninklijks zooals dat enkel bestaat in de legenden, in de onwerkelijkheid, en met dat ideaal-koninklijke zou ik geheel incognito door het leven willen gaan, door deze wereld, zonder dat iemand 't merkt, zonder dat iemand vermoedde wie daar passeerde, en mijn vreugde, mijn heele trots zou zijn, dat ik ongezien voorbijging als een verborgen, maar als een noodzakelijke en waarachtige Getuige.

Verder niets. Om je dit te zeggen had ik mijn toovercirkel rond mijn lamp gelegd en hij bleef me trouw. Wat ik je vertel is tusschen ons! Niemand mag 't weten. Nu zoek ik weer langs je ... wat ik zou willen zoenen, mijn koningin! Ik vind 't, ik leg er mijn lippen op, ik adem je in. Ook dat is alleen van ons samen. Slaap lekker liefste. Ik ben een beetje fantastisch vanavond, ik heb mijn vlag geheschen, maar verontrust je niet, slaap lekker!

Dinsdagmorgen 27 Nov.

Brieflooze dag. Maar zonnig buiten, en vol zon van binnen.

Jij, als je met me kunt meegaan – tot aan de sterren! – hebt vandaag je "tonicum". Ben je niet een tikje "bang" voor mijn "extases"? Neen, niet waar? Ik kan me geven zooals ik ben? Ja, niet waar? Ik ben minstens zoo "nuchter" als jij, wees daar verzekerd van. Ik zie me zoo duidelijk! Straks ga ik weer hout zagen en hakken. Ik ben door-en-door "normaal". Als de eerste de beste boer of werkman. Maar ik stel er een eer in, ik stel er den hoogsten prijs op, om zonder eenig ander hulpmiddel – behalve een gedachte aan jou, of een gedachte aan Anny, maar sinds eenigen tijd steeds een gedachte aan jou – ik stel er den allerhoogsten prijs op om zonder hulpmiddelen van ziekte, lichaamsverzwakking, zenuwstoornissen, zonder opwindende kruiden of dranken, gelijk de meeste mystici, gelijk de ongelukkige Baudelaire, Nietzsche, Wolf, Verlaine, Rimbaud, Van Gogh en zoovele anderen, ik stel er de allerhoogste eer in om voor mezelf een mensch-type te realiseeren, dat uit den gewonen, dagelijkschen, normalen toestand, zonder bedrog, zonder moeite, en zonder schade kan opstijgen tot de supra-normalen staat der "extase", der brandendste vervoering. Wil je weten hoe 't kwam, gisteravond, dat zonderlinge idee van mijn toovercirkel? Ik had eerst het piano-concert van Ravel gehoord (speel jij de linkerhand van 't tweede deel ook zoo onexpressief, machinaal, houterig-stampend als de Franschen???) en voortdurend met groote achterdocht gekeken naar mijn lamp, want elke seconde kon zij uitflappen. Ik had verbazende lust, na mijn wandeling, om je de eerste pagina te schrijven van dit epistel. Maar ik aarzelde om te beginnen, ongeduldig denkend: en als mijn licht weer uitknipt? Toen herinnerde ik me eensklaps mijn toover-cirkel en mijn binnenste begon te redeneeren: "Doe je 't? 't Is een heel waagstuk. Denk eens even: daarginds zit iemand in een electrische centrale met zijn hand bij een knop. Haast onmogelijk. Doe je 't? Haast onbestaanbaar. Durf je 't? Welk een uitdaging! Durf je ’t?? En als je een fiasco lijdt, dat je aan jezelf zult moeten bekennen? Lafaard, die je bent! Is het niet een even vernederend fiasco als je niet durft, en als je jezelf moet bekennen dat je niet gedurfd hebt?" Zoo redeneerde mijn binnenste. Het liet me geen uitweg. En ik heb gedurfd. – Voor 't eerst sinds ongeveer drie weken is de electrische stroom niet onderbroken. Dat had misschien, zelfs waarschijnlijk, geheel andere oorzaken dan de furieuze wensch van mij om te schrijven aan jou. Maar die oorzaken kon ik niet kennen. Het probleem was voor mij: Aanvaardt je het kolossale risico – van een fiasco – of aanvaardt je het niet? Durf je of durf je niet? En wil je hooren waarom ik eigenlijk durfde "koninklijk" te zijn, om te durven, ook het schijnbaar-onmogelijke? Ik had veel last gehad met de redactie van je litanie. Ik wist precies wat ik je zeggen wou: dat ik sinds twee dagen onafgebroken "extatisch" door je ontroerd was – en nog ben. Maar hoe dit eenigszins levend te formuleeren? Niet in den constateerenden toon van het "nadat" doch in den zoo mogelijk emotieven toon van het "terwijl". (Herinner jij je nog dat ik je schreef over dat essentieele verschil van het "nadat" en het "terwijl"? Alsof het eeuwen geleden is!) Ik versmaad het "nadat"; het is te gemakkelijk om te zeggen "ik ben ontroerd geweest", of "je oogen zijn als die eener hinde en je borsten als torens" zooals dat ongeveer luidt in het Canticum canticorum! Het "terwijl" d.w.z. mijn ontroering, die hinde-oogen, die borsten, voelbaar, vibreerend te maken is oneindig moeilijker! En toen ik die moeilijkheid – niet al te slecht leek me – overwonnen had, verdubbelde, verdriedubbelde mijn "extase". Ik kon durven. Vindt je dit niet heel normaal, even normaal als ik dadelijk met smaak ga eten, met mijn dochter klets, daarna hout ga zagen, een bezoek breng aan mijn levenslustige aardappels, en dat ik je dit verhaal doe na den ganschen morgen plichtmatig verzonken te zijn geweest in de simpele, miraculeus-simpele en grandioze, extravagante muziek-berekeningen der Pythagoraeërs?

Laat je omhelzen, liefste, als gisteravond,

door je

Matthijs

en zeg me niet: gebruik je toovercirkel elken avond!!

Als ik wéér in je zevenden Hemel ben, ja!

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA