MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19531230 Matthijs Vermeulen aan Eduard van Beinum - brief en concept

Matthijs Vermeulen

aan

Eduard van Beinum

 

Amsterdam, 30 december 1953

Amsterdam

Herengracht 330

30 December 1953

Beste Eed,

Het heeft me verbaasd, van jou geen woordje van gelukwens te ontvangen voor de Prijs die ik gekregen heb op het internationale Concours van Brussel. Suppoosten van het Concertgebouw, en mensen die ik niet ken zijn "leuker" geweest dan jij.

Dacht je soms dat het een kleinigheid voor me is om met een Symphonie, die Mengelberg in 1920 niet heeft willen aankijken, 33 jaar later, in 1953 zeer fatsoenlijk voor de dag te kunnen komen tegenover de productie der "jonge generatie" van de hele wereld?

Dacht je soms dat het mij koud laat wanneer een internationale Jury (een onberispelijke Jury!) in 1953 een symphonie van mij bekroont, die sinds 33 jaar door een aantal (beroemde) dirigenten geweigerd is omdat zij ze te modern vonden en te lastig?

Heb je gelezen in de Nieuwe Rotterdammer dat het Brussels publiek, voor wie de bekroonde werken gespeeld zijn, ontevreden was over [de] rangorde, en unaniem oordeelde dat de middengroep (4. 5. 6.) waartoe ik behoor, een betere plaats verdiend had? Ik heb het ook in een grote Belgische krant.

Dacht je dat het mij onverschillig liet eindelijk eens erkend te zien (en door vaklui, oordelend in ’t diepste geheim) dat ik wat waard ben, dat ik "techniek" heb en wat kan, – hetgeen me door de Hollanders nog altijd wordt bestreden?

Vind je soms dat ik blij mag zijn met jou te loven en te prijzen? Meen je dat dat gemakkelijk is? Verneem dan van me dat ik evenveel brieven krijg van kwaaie lezers wanneer ik jou "ophemel", als wanneer ik Krips "beledig", en dat mijn lof over jou me de vijandschap op de hals gehaald heeft van componistjes die je vandaag flikflooien, en van wie er een, tegenover getuige, heeft durven beweren dat ik betaald werd door jou, wat "iedereen" wist, en dat jij een dirigent was van het jaar nul.

Dat lap ik aan mijn laars en heb hem niet eens op z’n smoel geslagen; misschien ten onrechte.

Maar wat mij verdroten heeft, wat mij krenkt, wat mij bijna dodelijk grieft, dat is dat jij me bij een zaak die me zó ter harte gaat, geen blijkje gegeven hebt van een greintje vriendschappelijke gezindheid. Ik weet niet meer of er bij jou iets bestaat of ooit bestaan heeft van werkelijke sympathie. In ieder geval durf je er niet voor uitkomen. Dacht je heus dat één uitvoering in acht jaar ruim genoeg is?! Mijn ideaal lijdt door jouw sloffigheid ontzaglijk schade. Als vriend bega je tegenover mij nog erger onrecht dan Mengelberg mij berokkende als vijand. Jij laat me stikken, zoals hij me liet stikken om laffe redenen. Wat kunnen de jouwe zijn? Op z'n hoogst niet geldiger. Je hebt ongelijk. Je doet jezelf kwaad ermee. Laat me je dat zeggen als vriend.

Een aantal mensen verwacht natuurlijk dat je die tweede Symphonie van me gaat uitvoeren, en zullen er niets van begrijpen als je het niet doet. Ik ben benieuwd. Wat heb je gedaan, stommerd, met De Vliegende Hollander, dat "aardige partituurtje" zoals je zei, dat ik je cadeau deed? Denk je soms dat ik "iedereen" cadeautjes doe? Het wordt tijd dat je weer eens vooruitkijkt, naar de toekomst.

Ik wil je nog mijn eigenlijke zwakke plek bekennen: Ik kan woedend op iemand zijn en toch van hem houden.

Daarom voeg ik hierbij mijn hartelijke en oprechte gelukwensen voor jou, Sepha en je jongens. Ook namens Thea en Odilia.

Matthijs Vermeulen.

 

 

[de tekst van deze brief wijkt in verschillende alinea's sterk af van die van het bewaard gebleven concept, die luidt:]

 

Beste Eed,

Het heeft me verbaasd van jou geen enkel woordje van gelukwens te ontvangen voor de prijs die mij is toegekend op het internationale concours van Brussel.

Misschien begrijp je niet goed welk een voldoening het mij geeft dat een internationale jury in 1953 een symphonie van mij bekroont die gecomponeerd werd in 1920 en die door verschillende (beroemde) dirigenten geweigerd is omdat zij ze te modern vonden en te moeilijk.

Van dit standpunt bezien zou ik al content geweest zijn met de twaalfde prijs. Maar misschien heb je gelezen in de Nieuwe Rotterdammer dat het Brussels publiek ontevreden was over de uitspraak der jury. Ik heb dat ook gelezen in een grote Belgische krant. De mensen die alle bekroonde werken hoorden waren unaniem van oordeel dat de componisten 4, 5, 6, de plaats hadden moeten hebben van 1, 2, 3. Dat vermeerdert nog de morele satisfactie; maar ook mijn spijt over je onverschilligheid.

Het verdriet me dat je me niet even een blijkje gegeven hebt van een greintje vriendschappelijke gezindheid. Voor mij is dat een treurige teleurstelling. Ik weet niet meer of er bij jou iets van echte werkelijke sympathie bestaat jegens mijn muziek. In ieder geval durf je er niet voor uitkomen. Denk je heus dat één uitvoering in acht jaar genoeg is? Mijn ideaal lijdt door jou ontzaglijk schade. Als vriend bega je tegenover mij nog erger onrecht dan Mengelberg mij berokkende als vijand. Jij laat me stikken, zoals hij me liet stikken om laffe redenen. Wat kunnen de jouwe zijn? Op z'n best niet geldiger. Je hebt ongelijk. Je doet jezelf kwaad ermee. Laat me je dat zeggen als vriend.

Een aantal mensen verwacht natuurlijk dat je die tweede symphonie gaat uitvoeren en zullen er niets van begrijpen als je dat nalaat. Ik heb het werk nog niet gehoord. Ik ben benieuwd wat je doet. Het wordt tijd dat je weer eens vooruitkijkt, naar de toekomst.

Ik voeg hierbij mijn hartelijke en oprechte gelukwensen voor jou, Sepha en je jongens. Ook namens Thea en Odilia

M.V.

 

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA