MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19470119 Henriëtte Bosmans aan Matthijs Vermeulen

Henriëtte Bosmans

aan

Matthijs Vermeulen

 

Amsterdam, 19 januari 1947

 

Amsterdam, 19 Jan

Hooggeachte heer Vermeulen,

Het is niet zonder angst, niet zonder tegenzin zelfs, dat ik het durf wagen U te benaderen, want ik ben mij bewust van het risico dat ik hierdoor op mij neem: het risico mij de minachting op den hals te halen die ieder mensch heeft voor dengene die zich, ongevraagd, op welke manier dan ook aan hem op dringt. In Godsnaam. –

̶ Ik kan niet aannemen dat U in uw artikel over Nederlandsche pianisten (in de Groene) mijn naam vergeten, of door onbekendheid verzwegen hebt – of dat U mij nooit hebt hooren spelen. Dat dit laatste wèl zoo zijn moet, weet ik, – doordat ik eenige jaren vóór de oorlog uit Parijs een briefkaart ontving, waarin uw vrouw (mij helaas persoonlijk onbekend) zoo spontaan mij hulde bracht voor de Burleske van Strauss, die blijkbaar door de radio tot U gekomen was – – zij schreef mij zeer charmant en ik herinner mij zelfs dat er stond: "Thijs werkt nu in den tuin" – en ook "Dank U! postbode!" – (voor het bezorgen van de kaart naar mijn juiste adres. –

̶ Vergeef mij dat ik dit even memoreer, niet zoozeer als "bewijs" dat U van mijn bestaan zoudt weten als wel om dat bijna vriendschappelijke contact wat ik – om welke redenen blijven sommige dingen ons lang bij? – nu nog weet en waar ik in dit verband een moment bij stil sta.

̶ Ik schrijf U niet om U te verwijten dat U mijn naam niet noemt, – alsof U een impressario bent die voor mij geen reclame maakt! – of alsof ik eenig recht zou hebben op uw aandacht, alsof ik gekrenkt zou zijn – – misschien vindt U mij een slechte artiste of hebt U mij "op zijn slechtst" spelend, gehoord – – en wat geeft dan een pleidooi voor een verloren zaak?

Ik wil U eigenlijk alleen maar zeggen: Dit vind ik jammer. – Want, ofschoon ik ook U nooit persoonlijk gesproken heb, ken ik U, nog beter dan ik door die spontane, naieve briefkaart toen, uw vrouw kende. – Ik ken U goed en, ik geloof al eeuwenlang! en misschien is het niet àl te dwaas U nog te vertellen, dat toen ik hoorde dat U naar Holland kwam, ik gedacht heb: Goddank. –

Goddank voor de muziek, voor het muziek leven hier, en de leiding van onze "onvolprezen" pers, voor het vernietigen van alle middelmatigheid en voor het Geloof – het sterken van dat armzalige beetje geloof dat ons hier nog gebleven is in idealen – in muziek. – Hoe dikwijls heb ik in de oorlogs jaren 's avonds in uw vroegere opstellen (Klankbord) gelezen en hebt U mij met zinnen als: "Muziek is het eenige betrouwbare, openbarende geloof" – muziek is de altijd definitieve zekerheid" gesterkt en - ... geholpen.

En wat ik nu ga zeggen is nòg dwazer en moeilijker (want ik heb niet uw schitterende pen en (dus) overtuigingskracht) – ik heb gehoopt, dat mijn spelen of muziek maken U iets zeggen zou – ik heb uw – (muzikale) – vriendschap gewild. Ik zou bijna zeggen: – verwacht. Dat klinkt eigenlijk heelemaal niet bescheiden, niet waar? Maar dat komt omdat ieder artist, ondanks moeilijkheden, teleurstellingen, tegenwerking – ja zelfs genegeerd worden – tòch, in z'n diepste diepte, zelf voelt wat hij in zich heeft – en iemand die, zooals U, te veroveren, mee te slepen, te vervoeren moet zijn –

(tot welke verrukkingen brengt U deze pianistenschare die U noemt) – ik had U willen overtuigen, quand-même – misschien tegen uw wil zelfs – al begrijp ik niet waarom. –

̶ Dit schrijven heeft dus eigenlijk heelemaal geen doel – en vertoont misschien in uw oogen een bevreemdend gebrek aan trots. Misschien kunt U, die, zooals ieder kunstenaar, ook met helderziendheid begiftigd bent – tòch, door de (altijd) gebrekkige woorden heen, zien hoe ik het bedoeld heb. –

Met alle hoogachting –

Henriette Bosmans

 

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA