Thea Vermeulen-Diepenbrock
aan
Matthijs Vermeulen
Laren, 17 oktober 1965
17-10
Liefste, als ik denk aan je pijn, dan weet ik niet wat ik je mee zou kunnen geven voor je bus, of voor je wachttijd bij het paaltje. Maar als ik denk hoe ik zoëven nog je hand over me heen voelde gaan, dan zeg ik niet alleen merci, maar ik voel ons verbonden-zijn, ik verheug me dat je de kracht hebt en de neiging om dat te willen: jij met je hand bij mij en ik bij jou, en de harten ook naar elkaar toegewend. We hebben ook samen het mooie licht gezien van de avond en een beetje samen gevibreerd in muziek. Moge dit, wat op zichzelf niet weinig is, maar wel weinig in de aantallen minuten, geleidelijk-aan weer meer worden. Ze doen wat ze kunnen, de dokters. Laten we hun ons volle vertrouwen geven. En niet vergeten dat ook de wetenschap een gave van God is, onmisbaar in het grote Avontuur.1
Poesje en ik hebben ieder een schoen van je gepoetst. Zo gaan we een beetje met je mee naar Amsterdam en komen weer terug.
Nog 3 keer: tot straks!
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA