Adriaan Roland Holst
aan
Matthijs Vermeulen
Bergen, 30 december 1958
Bergen N.H.
17. i. '58 –
Vrijdag –
Beste Thijs −
Als ik deze vervloekte December-maand overleef, hoop ik a.s. Vrijdag, 2 Jan. tegen 4 uur aan jullie deur te kloppen. Mocht het niet schikken, laat het mij dan weten p.a. van mijn broer, Herdersweg 22 – alwaar ik dien dag tegen het noenmaal hoop te arriveeren – Tot vrijdag hoop ik –
Veel hartelijks voor jullie beiden
van
je
Jany
dubbele prentbriefkaart uitgegeven door de Henriëtte Roland Holst-Stichting, met een houtgravure van Dirk van Gelder en uit de bundel Tussen twee werelden van Henriëtte Roland Holst het volgende gedicht:
De overgangen tussen de getijden
zijn altijd zwaar, en verscheuren het zijn,
omdat in hen stervende krachten strijden
tegen ópkomende. Elke groei is pijn
en elke neergang. Nimmer gaat het leven
onmerkbaar over tot een nieuwe staat;
de mensheid of de eenling, om het even,
verwerven niets, als niets in hen vergaat.
Het kind dat rijpt tot man moet uit zich scheuren
zachte aanhanklijkheid met een bijna ruw gebaar;
De grijsheid kan geen kroon van wijsheid beuren
als niet de vlam der daadkracht sterft in haar.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA