Matthijs Vermeulen
aan
J.P.C. Beerman (CBH)
Amsterdam, 14 juni 1956
Amsterdam
Herengracht 330
14 Juni 1956
Hooggeachte Heer Beerman,
Het is ons nog niet gelukt, langs welke weg ook, een passende woning te krijgen.
De grote moeilijkheid is om een huis te vinden waar wij beiden, mijn vrouw en ik, ons beroep kunnen uitoefenen zonder elkaar te hinderen. Mijn vrouw is muziek-recensente van de N.R.Ct. en piano-lerares. Ik ben componist en criticus aan de Groene. Wij kunnen niet in dezelfde kamer werken, dat behoef ik U niet te zeggen. Maar als wij niet beiden werken, verdienen wij niet genoeg om te leven. Ziedaar het dilemma.
Wij zijn nu driemaal bedreigd met "de sterke arm" en gisteren ontvingen wij voor een kort geding dat a.s. Dinsdag zal in behandeling komen, een dagvaarding om onze woning te ontruimen.
Zoudt U, die verschillende kunstenaars reeds uit de nood geholpen hebt, mij in de gelegenheid willen stellen, U onze zorgvolle omstandigheden mondeling toe te lichten?
Gaarne zal ik van U vernemen wanneer U mij te woord kunt staan om de kwestie te bespreken. Ik heb iedere middag voor U beschikbaar.
Bij voorbaat U dankend, met de meeste hoogachting,
Matthijs Vermeulen
(dossier M.C.F. van der Meulen)
afschrift
verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA